Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1548/TR, 12 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1548/TR

betreft: [klager] datum: 12 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 9 augustus 2005 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M. Stam, en namens de Minister, mr. W.B. Gaasbeek, landsadvocaat. Als toehoorder van
de Dienst Justitiële Inrichtingen was aanwezig, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de machtiging tot transmuraal verlof ingetrokken.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager verblijft vanaf 18 augustus 1995 in het FPC Veldzicht. Op 26 september 2003 verleent de Minister een
machtiging
woon- en proefverlof voor de duur van drie maanden. Op 13 mei 2004 wordt klager geplaatst op de afdeling Loena, een transmurale voorziening van FPC Veldzicht. Op 1 maart 2005 verzoekt de inrichting de minister om een machtiging transmuraal verlof. Op
16
maart 2005 bericht de minister de inrichting dat gelet op de recidiverende delictgeschiedenis en een eerder mislukte poging tot resocialisatie een second opinion wordt aangevraagd. Op 14 juni 2005 bericht de inrichting klager dat hij op 13 juni 2005 is
teruggeplaatst binnen de beveiligde ring van FPC Veldzicht omdat de machtigingen voor een verblijf buiten de beveiligde ring van Veldzicht niet voldoen aan de door de minister gestelde eisen. Op 9 augustus 2005 bericht de inrichting klager dat de door
de minister verleende machtiging van 27 maart 2005 is ingetrokken en dat op grond hiervan zijn verlof wordt ingetrokken.

3. De standpunten
Door en namens klager is het volgende standpunt ingenomen.
Klager meent dat hij in zijn beroep moet worden ontvangen. Klager is per brief van 14 juni 2005 medegedeeld dat hij binnen de beveiligde ring van Veldzicht wordt geplaatst. De brief van 9 augustus 2005 is voor klager niet meer dan een nuancering. Waar
bij Veldzicht en het ministerie blijkbaar al verwarring bestond over de vraag of door de minister wel een juiste machtiging was verstrekt, was dat voor klager helemaal niet te volgen. De brief van klager van 17 juni 2005 mag dan ook geacht worden zich
mede uit te strekken over de formeel bij brief van 9 augustus 2005 aan klager ter kennis gebrachte beslissing. Voor klager was de brief van 9 augustus 2005 een bevestiging dat de machtiging werd ingetrokken. Het lag op de weg van de betrokken
instelling
het bezwaar door te geleiden naar de juiste instantie. Pas in november 2005 is een professionele rechtsbijstandverlener aan klager toegevoegd.

In het verweerschrift van de minister wordt de beslissing van 30 juni 2005 als een kennelijke ambtelijke misslag betiteld omdat men blijkbaar de betreffende machtiging niet heeft kunnen terugvinden. Ter zitting van de commissie van toezicht is het
bestaan van die machtiging zijdens het ministerie, bij monde van de vertegenwoordiger van Veldzicht, niet weersproken, zodat ook de commissie van toezicht van het bestaan ervan is uitgegaan. Hiertegen is door Veldzicht geen beroep ingesteld.
Voor klager is niet kenbaar dat er sprake is geweest van een ambtelijke misslag. Wel is voor hem kenbaar dat er sprake is geweest van misslagen bij de doorbreking van zijn resocialisatieproces en van de daarbij gehanteerde willekeur.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Gelet op de datering van
het klaagschrift (17 juni 2005) kan het beroep zich niet richten tegen de beslissing van 9 augustus 2005. Niet gebleken is dat klager tijdig een beroepschrift heeft ingediend. De overschrijding van de beroepstermijn is niet verschoonbaar. Daarbij is
van
belang dat klager zich heeft laten bijstaan door een professionele rechtsbijstandverlener, die geacht moet worden de op de rechtspositie van zijn cliënt betrekking hebbende regelgeving te kennen. Klager is reeds om deze reden niet-ontvankelijk.
Veldzicht heeft nimmer verzocht om verlenging van de machtiging voor woonverlof van 26 september 2003 die in beginsel voor de duur van drie maanden was afgegeven. Evenmin is door Veldzicht, voorafgaand aan de aanvraag van 1 maart 2005, verzocht het
woonverlof om te zetten naar een transmuraal verlof. Het verlof van klager, zoals dat tot 13 juni 2005 werd toegestaan, vond daarom plaats zonder een geldige machtiging. De mededeling in de brief van 30 juni 2005 aan Veldzicht, waarvan de inhoud bij
brief van 9 augustus 2005 aan klager bekend werd gemaakt en waarin wordt gemeld dat de verlofmachtiging van 27 maart 2005 wordt ingetrokken, moet als een ambtelijke misslag worden beschouwd. Voor klager bestond immers geen verlofmachtiging. Het oordeel
van de beklagcommissie dat wel sprake zou zijn van een machtiging tot transmuraal verlof is onjuist. Klager dient derhalve niet-ontvankelijk in zijn beroep te worden verklaard.
Voor zover sprake kan zijn van intrekking van een machtiging, is deze op goede gronden genomen. Reeds in maart 2005 is besloten om ten aanzien van klager een second opinion uit te laten voeren in verband met het verzoek van 1 maart 2005 om een
machtiging voor transmuraal verlof. Klager is door het verrichten van een second opinion niet in zijn resocialisatiebelang geschaad. Op 22 februari 2006 is uiteindelijk een machtiging voor transmuraal verlof verleend.

4. De beoordeling
Uit de stukken en de ter zitting gegeven toelichting is gebleken dat ten behoeve van het transmuraal verlof dat klager tot 13 juni 2005 genoot door de minister geen machtiging was verleend. De beroepscommissie acht het aannemelijk dat de mededeling in
de brief van 30 juni 2005 van de minister aan FPC Veldzicht en de brief van 9 augustus 2005 van Veldzicht aan klager dat de verleende machtiging van 27 maart 2005 wordt ingetrokken, op een ambtelijke misslag berust. Achteraf moet worden vastgesteld dat
er niets in te trekken valt. Klager dient derhalve niet-ontvankelijk in zijn beroep te worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, Prof.dr. F.A.M. Kortmann en dr. E.B.M. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven