Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2652/GA, 5 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2652/GA

betreft: [klager] datum: 5 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.R. Weening, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 oktober 2006 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam te Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 november 2006, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.R. Weening en [...], unit-directeur van het h.v.b./ISD Rotterdam te Hoogvliet.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens het bedreigen van een chauffeur.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur was niet bevoegd om de disciplinaire straf op te leggen. Het betrof justitievervoer. Als er sprake zou zijn van een bezoek aan een arts, zou dat anders liggen. In het mutatierapport wordt niet vermeld dat klager gezegd zou hebben: ‘als we
op de plaats van bestemming zijn en de deur gaat open dan pak ik je en sla ik je op je muil’. Dit staat wel vermeld in het rapport van de badmeester. Het was heel donker in de bus. Klager heeft geen bedreigende taal gebezigd. Dat was een andere
gedetineerde. Ook heeft hij geen ‘Allah Akbar’ gezegd. Het rijgedrag van de chauffeur was heel bijzonder. Hij nam een heel scherpe bocht en moest voortdurend van baan wisselen. De chauffeur hield geen rekening met de gedetineerden in de bus. De andere
gedetineerden vielen bovenop klager. Er ontstond paniek in de bus. Klager zat helemaal onder het bloed door een bloedneus. De bloedneus is ontstaan door het keihard remmen. Klager heeft gezegd: ‘Waar ben je mee bezig? Doe niet als een sukkel’. Klager
heeft alleen gezegd: ‘Kijk maar uit, kom naar niet in de buurt.’ De uitspraak over de kakkerlakken is gedaan door een medepassagier die de volgende dag in vrijheid zou worden gesteld. Klager heeft wel gezegd ‘je rijgedrag is als dat van een kakkerlak’,
maar hij heeft geen enkel scheldwoord gebruikt. Klager is zelf chauffeur geweest. Hij heeft aan de directeur gevraagd om dit grondig uit te zoeken. Klager is de volgende dag naar de medische dienst gegaan en de medische dienst heeft zijn bloedlip
gezien. Klager is vijftien seconden gegeven om een en ander met de directeur te bespreken.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is alleen een rapport van de transporteurs. Er zaten meer gedetineerden in de bus en van hen is niets vernomen. Als klager een bebloed gezicht zou hebben gehad dan zou dit gerapporteerd zijn. De badmeesters zijn aanwezig tot 22.00 uur. Navraag is
gedaan bij de twee toentertijd dienstdoende badmeesters en zij hebben geen verwondingen geconstateerd bij klager. Klager heeft vanaf het cellenhuis al recalcitrant gedrag vertoond. Hij was weerbarstig. Waarschijnlijk heeft hij geklaagd op een moment
dat
de bus stilstond.
De directeur is te allen tijde verantwoordelijk voor gedetineerden die ingeschreven staan in de inrichting en derhalve ook in dit geval bevoegd om een disciplinaire straf op te leggen.

3. De beoordeling
Uit artikel 5, derde lid, Pbw volgt onder meer dat de directeur in het belang van de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, bevoegd is aan de gedetineerden bevelen te geven. Op grond van het bepaalde in artikel 51, eerste lid, Pbw in
verbinding met artikel 50, eerste lid, Pbw is de directeur bevoegd een disciplinaire straf op te leggen wegens feiten die onverenigbaar zijn met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. De beroepscommissie stelt vast dat ten tijde van
het transport en op het moment van oplegging van de disciplinaire straf klagers vrijheidsbeneming werd tenuitvoergelegd. De directeur komt dan ook de bevoegdheid toe om een disciplinaire straf op te leggen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven