Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2680/GA, 5 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2680/GA

betreft: [klager] datum: 5 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A. Baldewsing, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 oktober 2006 van de beklagcommissie bij de detentieboten te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.A. Baldewsing.

De directeur van de detentieboten Rotterdam is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel ingaande op 28 juni 2006 en eindigend op 4 juli 2006;
b. de verlenging van de ordemaatregel vermeld onder a. ingaande op 4 juli 2006 en eindigend op 11 juli 2006;
c. de verlenging van de ordemaatregel vermeld onder a. ingaande op 11 juli 2006 en eindigend op 25 juli 2006, extern tenuitvoergelegd en
d. de weigering van de directeur om klager extern over te plaatsen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is niet klagers wens geweest om op een afzonderingscel geplaatst te worden. Gesteld werd dat het de enige mogelijkheid was om niet op een meerpersoonscel geplaatst te worden. In de periode van 28 juni 2006 tot 4 juli 2006 heeft klager met de
verpleegkundige gesproken. Hij heeft in die periode ook met de inrichtingsarts gesproken. De inrichtingsarts heeft klager kalmerende middelen voorgeschreven. Klager heeft op 4 juli 2006 gesproken met het afdelingshoofd [...]. Hij heeft het
afdelingshoofd uitgelegd dat hij psychische problemen had en waarom hij niet op een meerpersoonscel kon verblijven. Hij heeft met het afdelingshoofd niet gesproken over de aard van zijn psychische problemen, maar heeft daar wel met de verpleegkundige
en
de arts over gesproken. Op dat moment was klager niet onder behandeling van een psycholoog of een psychiater en gebruikte hij geen medicatie. Klager heeft verzocht om overplaatsing en het afdelingshoofd heeft gezegd dat hij zou zien wat hij kon doen.
Pas nadat de maatregel voor de tweede keer verlengd is op 11 juli 2006 is naar klagers psychische toestand gekeken. Gebleken is dat er wel degelijk psychische bezwaren waren om klager op een meerpersoonscel te plaatsen. Ook nadat klager was
overgeplaatst naar Zestienhoven is niet gebleken dat er inspanningen zijn verricht om hem zo spoedig mogelijk op een eenpersoonscel te plaatsen. Hij is in Zestienhoven ook op een afzonderingscel geplaatst. Pas veertien dagen nadat klager bezocht is
door
de psychiater is hij op een eenpersoonscel geplaatst. Vier weken in een afzonderingscel is lang voor iemand die ziek is. Hij mocht enkel een uur per dag luchten.
Klager verblijft momenteel op een eenpersoonscel van een bijzondere zorgafdeling.

Klager heeft ter zitting zijn medische gegevens over de periode 17 juli 2006 tot en 7 december 2006 aan de beroepscommissie overgelegd. Deze gegevens zijn gekopieerd en bij de stukken gevoegd en het origineel is op 13 december 2006 retour aan klager
gezonden.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De schriftelijke mededeling van de ordemaatregel van 28 juni 2006 vermeldt als gronden voor de afzondering: “eigen verzoek” en “weigerde zijn kamer in te gaan met als doel een tweepersoonskamer af te dwingen.” Gelet op de vermelde gronden kan niet
gezegd worden dat van een vrijwillige afzondering op eigen verzoek sprake is geweest. In ieder geval lag immers een weigering van de kant van klager aan de afzondering ten grondslag. Een weigering te worden geplaatst in een meerpersoonscel vormt echter
op zich zelf nog geen goede grond voor een afzonderingsmaatregel. De weigering van een opdracht om een meerpersoonscel in gebruik te nemen, kan worden aangemerkt als een grond voor oplegging van een disciplinaire straf. Het beklag tegen de hierboven
onder a. genoemde maatregel is derhalve gegrond.
Voor de aansluitende afzonderingsmaatregel van 4 juli 2006 geldt dat gelet op de door klager kenbaar gemaakte psychische problematiek het noodzakelijk was dat klager, alvorens aan verdere afzondering te worden onderworpen, was bezocht door een
psycholoog of psychiater. Het beklag tegen de hierboven onder b. genoemde maatregel is eveneens gegrond.
Klager is op 11 juli 2006 bezocht door een psychiater en deze heeft geoordeeld dat klager niet geschikt was voor plaatsing in een meerpersoonscel. Verdere verlenging van de afzondering is gelet hierop onbegrijpelijk. Het beklag tegen de hierboven onder
c. genoemde grond is derhalve eveneens gegrond.
Nu de onder d. bedoelde maatregel tot externe tenuitvoerlegging niet kan worden aangemerkt als een beklagwaardige beslissing zal het daartegen gerichte beklag niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de gevolgen van de onder a., b., en c. bedoelde maatregelen niet meer ongedaan zijn te maken, zal aan klager een tegemoetkoming worden toegekend van € 235,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft onderdeel a., b. en c. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 235,=.
Met betrekking tot onderdeel d. vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven