Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2563/GA, 5 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 06/2563/GA

betreft: [klager] datum: 5 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 september 2006 van de beklagcommissie bij de locatie Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de locatie Lelystad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van klagers koningsketting, twee armbanden en een oorbel.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en bepaald dat de klacht wordt doorgezonden naar de klachtencoördinator van DV&O.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij heeft wel de hangertjes van de koningsketting ontvangen. Een kruisje van klagers oma en een sterretje van zijn opa. Het ging niet goed met hem in Lelystad. Hij kreeg medicatie tegen zijn zin en wilde zich van kant maken. Toen hij naar de
isolatiecel
werd overgebracht, zijn alle sieraden van zijn lichaam afgehaald. Hij draagt altijd al zijn sieraden. Door de inrichting wordt gesteld dat al zijn eigendommen inclusief de preciosa verzonden zijn, maar de sieraden zijn niet aangekomen. Klager heeft
niet
getekend voor ontvangst, omdat hij de sieraden niet ontvangen heeft. Hij heeft wel de groene labeltjes van preciosazakjes ontvangen. Eén van de zakken is opengemaakt omdat klagers paspoort zich daarin bevond. Nadat de zak was opengemaakt is de zak in
een ander zak gedaan. Klager heeft zijn paspoort ontvangen, maar de overige voorwerpen uit de preciosazakken zijn verdwenen. De locatie Lelystad geeft de schuld aan DV&O. Klager doet dat niet. Het is de locatie Lelystad, die zijn eigendommen naar de
FOBA heeft verzonden. De sieraden hebben voor klager emotionele waarde. Hij kan de waarde niet in geld schatten. Hij laat dat over aan de beroepscommissie.
Klager krijgt in januari 2007 een heel goede baan.

De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Vanuit Lelystad zijn er twee dozen en een koffer ingepakt en verzonden en deze zijn ontvangen in Amsterdam. Dit blijkt uit de getekende
vrachtbrief, die bij de stukken is gevoegd. Uit de stukken blijkt dat klager de oorbel niet tijdens de rit van DV&O heeft verloren en de directeur wil de verantwoordelijkheid voor de vermissing van de oorbel wel dragen. De vermissing van de
koningsketting en de armbanden is moeilijk te verklaren. In de stukken valt niet terug te zien dat klagers eigendommen in de locatie Lelystad zijn zoekgeraakt. Niet betwist wordt dat klager de beschikking heeft gehad over de sieraden. De sieraden
moeten
in de dozen zijn gepakt.

Ter zitting heeft de voorzitter meegedeeld dat het voor de hand ligt dat zo spoedig mogelijk contact wordt opgenomen met de klachtencoördinator van DV&O. Klager en de directeur hebben hiermee ingestemd.

Op 13 december 2006 heeft de klachtencoördinator van DV&O telefonisch aangegeven dat hij de uitspraak van de beklagcommissie met het verzoek om de behandeling van de klacht over te nemen niet heeft ontvangen.
De uitspraak is hem vervolgens gefaxt en dezelfde dag heeft de klachtencoördinator geantwoord dat uit intern onderzoek is gebleken dat de goederen op 4 januari 2006 door de vrachtdienst zijn afgeleverd bij de p.i. Amsterdam.

Een afschrift van de brief van de klachtencoördinator van 13 december 2006 is aan klager en de directeur gestuurd.

3. De beoordeling
Uit artikel 49 van de Penitentiaire maatregel volgt dat de directeur in beginsel aansprakelijk is voor voorwerpen die een gedetineerde ingevolge artikel 45, tweede lid van de Pbw onder zich heeft.
Uit onderdeel 9.2 van de huisregels volgt dat de gedetineerde in eerste instantie zelf aansprakelijk is voor voorwerpen die hij bij zich draagt.
De beroepscommissie is van oordeel dat als dergelijke voorwerpen, in dit geval een oorbel, een koningsketting en twee armbanden, door de inrichting worden afgenomen en bewaard voor klager de aansprakelijkheid voor de voorwerpen hiermee overgaat op de
inrichting. Volgens de inrichting zijn klagers sieraden in een doos gedaan en verstuurd naar de p.i. Amsterdam. Niet geregistreerd is wanneer, door wie en op welke wijze de (kostbare) sieraden in een doos zijn gedaan. Klager heeft in de p.i. Amsterdam
niet voor ontvangst van de sieraden getekend. Onbetwist staat vast dat klagers sieraden niet zijn aangekomen in de p.i. Amsterdam. Door de directeur is voorts niet betwist dat de sieraden aanwezig zijn geweest in de locatie Lelystad en is de
aansprakelijkheid voor de vermissing van klagers oorbel aanvaard.
De beroepscommissie is van oordeel dat onder vermelde omstandigheden de verantwoordelijkheid voor klagers eigendommen is komen te rusten en blijven rusten bij de p.i. Lelystad. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de
beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 100,=.
De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge bovenvermelde circulaire een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de desbetreffende inrichting,
terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven