Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3069/GV, 21 december 2006, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3069/GV

betreft: [klager] datum: 21 december 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 november 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep volgt toegelicht. Het verzoek was bedoeld om klager in de gelegenheid te stellen een zogenaamd omgekeerd bezoek te brengen, onder begeleiding, aan zijn vader. Klager heeft inmiddels al bijna één jaar geen bezoek meer ontvangen
van zijn vader. Klagers vader probeert weliswaar steeds om op bezoek te komen, maar krijgt onderweg zoveel last van zijn ziekte, dat hij steeds halverwege moet terugkeren. De huisarts heeft daarom geadviseerd om een omgekeerd bezoek te regelen. Klager
zou pas in juli 2007 in aanmerking komen voor detentiefasering en dan pas voor het eerst zijn vader kunnen bezoeken. Hij is van mening dat dit te lang duurt en dat hij eerder die mogelijkheid moet krijgen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om incidenteel verlof is ingediend om klager in staat te stellen zijn zieke vader te bezoeken. Klagers vader zou niet in staat zijn hem te bezoeken. De Medisch Adviseur bij het ministerie van justitie heeft desgevraagd negatief geadviseerd
ten aanzien van de verlofaanvraag. Klagers vader is (succesvol) geopereerd aan een kwaadaardig gezwel en behoeft geen verdere therapie. Volgens de Medisch Adviseur is er geen medische reden voor een dergelijk verlof aanwezig. De selectiefunctionaris is
daarom van mening dat niet is komen vast te staan dat klagers vader zijn zoon niet kan bezoeken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyderbos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verlening van incidenteel verlof.
De Medisch Adviseur bij het ministerie van Justitie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om incidenteel verlof. Daarbij is aangegeven dat bij navraag is gebleken dat klagers vader onder specialistische behandeling is. Hij is bekend
met
een kwaadaardige aandoening maar moet momenteel nog wel in staat geacht worden zijn zoon te komen bezoeken in de inrichting.

3. De beoordeling
Klager, die in voorlopige hechtenis verblijft in afwachting van de uitspraak op het beroep in cassatie, is in hoger beroep veroordeeld terzake van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. Daarbij is hem een
gevangenisstraf van 7 jaar met aftrek opgelegd. Vooralsnog is de einddatum van zijn detentie vastgesteld op 20 augustus 2009.

Op grond van het bepaalde in artikel 25 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde
ouder. Daarbij wordt de eis gesteld dat die ouder wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat moet zijn de inrichting te bezoeken en de gedetineerde inmiddels gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten. Klager heeft om een
incidenteel verlof verzocht teneinde zijn vader te kunnen bezoeken, die hem om medische redenen al bijna één jaar niet heeft kunnen bezoeken.
De Medisch Adviseur heeft 21 november 2006 desgevraagd aangegeven dat er op zich geen aanleiding bestaat voor de aanname dat klagers vader medisch gezien niet in staat zou zijn om klager te bezoeken.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat de medische situatie van klagers vader niet van dien aard is, dat dit de verlening van incidenteel verlof kan rechtvaardigen. De beslissing van de Minister
is daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 december 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven