Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1741/TP, 11 december 2006, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1741/TP

betreft: [klager] datum: 11 december 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.H.E. Harder, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.H.E. Harder. Namens de Minister is gehoord mevrouw mr. W.B. Gaasbeek, landsadvocaat.
Als toehoorder van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie was aanwezig [...].

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 6 juli 2006 verlengd tot en met 3 oktober 2006.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 19 april 2005 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van preventieve hechtenis en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege
zal worden verpleegd.
Bij brief van 7 juli 2005 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 9 oktober 2005 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs. Bij brief
van
27 juni 2006 heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 6 juli 2006 met drie maanden is verlengd tot en met 3 oktober 2006. Klager is terzake
gehoord.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 9 oktober 2006.
Klager verblijft op de Individuele Begeleidingsafdeling (iba) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zuyderbos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De volgorde van plaatsing van “Fokkenswachtenden” wordt bepaald door de datum waarop klager in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde tbs-maatregel, te weten
9
oktober 2005. Klager meent dat er sprake is van een situatie die afwijking van deze volgorde rechtvaardigt. De psychische gesteldheid van klager is aanleiding om hem met voorrang in een tbs-kliniek te plaatsen. Er is sprake van een medisch zeer
zorgelijke situatie. Klager verwijst naar de conclusie van het PBC, de medische verklaring van de Forensisch Psychiatrische Dienst van 24 augustus 2006 en de brief van de inrichtingspsycholoog van de 16 november 2006. De raadsvrouw van klager heeft op
22 november 2006 telefonisch contact gehad met de inrichtingspsychiater, [...]. Hij gaf aan dat sprake is van een zeer snel te verwachten detentieongeschiktheid.
Bij klager is sprake van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld met een tot nu toe zeer instabiel verloop. Er is sprake van een bipolaire stemmingsstoornis type II (recidiverende depressieve episodes met hypomane episodes), een in regressie zijnde
afhankelijkheid van alcohol, cocaïne en heroïne en van lichte zwakzinnigheid. Klager heeft geen inzicht in de eigen problematiek en hij beschikt over zeer beperkte mogelijkheden om zelfstandig problemen op te lossen en om zelfstandig toenemende
spanningen een halt toe te roepen. Hij kent periodes van depressies met daarbij komend suïcidaal gedrag. Hij is daarvoor enige malen in de isoleercel met camerabewaking geplaatst. Op 11 juli 2006 heeft klager een zelfmoordpoging gedaan. Dit deed klager
om van zijn spanningen af te komen. Hij zag het niet meer zitten. Ondanks de intensieve zorg die klager in de gestructureerde omgeving van de iba ontvangt, is de psychische conditie van klager niet stabiel. In de medische verklaring van 24 augustus
2006
wordt aangegeven dat bij klager zijn stemmingsproblemen, suïcidale uitspraken en neiging tot automutilatie opvallend zijn. Klager ziet soms gezichten als hij naar de vloer kijkt.
[De inrichtingspsychiater] heeft klager wegens zijn instabiliteit bijna 30 maal bezocht. [De inrichtingspsychiater] meent dan ook dat klager zelfs op de iba steeds moeilijker te handhaven blijkt te zijn en met spoed opgenomen dient te worden in een
tbs-kliniek.
Klager kan zich moeilijk bloot geven indien hij niet in één-op-één situatie met een hulpverlener of vertrouwenspersoon kan spreken. Klager is omtrent de bestreden beslissing gehoord terwijl meerdere mensen rondliepen. Verder vindt hij het te druk op de
iba. Hij is bang dat hij op een gegeven moment zich niet meer in de hand kan houden en anderen wat aandoet. Klager wil niet dat anderen bang voor hem zijn. Klager voelt veel agressie in zich. Hij is een “tijdbom” die dringend verdere hulp nodig heeft.
Het contact van klager met de psycholoog verloopt niet goed. Klager wil erg graag met de behandeling beginnen en werken aan een terugkeer in de maatschappij. Hij heeft voor zijn detentie psychiatrische hulp gekregen. Weliswaar kan klager zich met
behulp
van de medicijnen nog beheersen, klager betwist echter dat het beter met hem gaat.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klager is ontvankelijk in zijn beroep. Krachtens artikel 42, eerste lid van de Penitentiaire maatregel (Pm) geschiedt de plaatsing van een veroordeelde tot
gevangenisstraf die tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is opgelegd, in beginsel nadat eenderde van de opgelegde vrijheidsstraf ten uitvoer is gelegd. Artikel 76 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw)
bepaalt dat de plaatsing geschiedt voordat zes maanden in een gevangenis of huis van bewaring zijn doorgebracht. Op grond van artikel 76, tweede lid, Pbw kan deze termijn telkens met drie maanden worden verlengd indien plaatsing binnen zes maanden niet
mogelijk is. De datum van de vervroegde tenuitvoerlegging, te weten 9 oktober 2005, is van belang voor de volgorde van plaatsing in een tbs-kliniek. Van deze volgorde wordt slechts in zeer bijzondere gevallen afgeweken, namelijk wanneer de psychische
conditie van de ter beschikking gestelde zodanig is dat de situatie in de penitentiaire inrichting onhoudbaar is en/of van detentieongeschiktheid moet worden gesproken. Van een dergelijke ernstige situatie is in het geval van klager vooralsnog niet
gebleken. Weliswaar wordt in de medische verklaring van 24 augustus 2006 een spoedige opname in een tbs-kliniek geadviseerd, de overgelegde verklaring geeft geen aanleiding te veronderstellen dat klager thans als detentieongeschikt moet worden
beschouwd. De enkele omstandigheid dat nog geen solide psychische stabilisatie is ontstaan, is daartoe onvoldoende. De Minister verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de uitspraak van de beroepscommissie van 3 maart 2006 met nummer
05/2444/TP
waarin de beroepscommissie oordeelde dat hoewel de FPD in de medische verklaring had aangegeven dat enige extra haast bij opname in een tbs-kliniek meer dan op zijn plaats werd geacht, er ten tijde van de betreden beslissing geen aanleiding bestond
klager bij voorrang in een tbs-kliniek te plaatsen. Vanuit de p.i. Zuyderbos zijn verder geen signalen gekomen die aanleiding vormen klager met voorrang te plaatsen in een tbs-kliniek. Hoewel het verblijf van klager in de p.i. Zuyderbos ups en downs
kent, kan niet worden gezegd dat hij detentieongeschikt is. Het gaat zelfs beter met klager. Klager komt regelmatig langs voor een praatje en heeft op zijn tijd ook weer humor. De omgang met personeel en medegedetineerden is goed. Klager verzorgt
zichzelf goed en gaat met plezier naar de arbeid. Daarnaast neemt hij zijn medicatie trouw in. Wanneer signalen worden ontvangen die duiden op een dusdanige verslechtering van de psychische conditie dat van detentieongeschiktheid moet worden gesproken,
wordt actie ondernomen om plaatsing met voorrang te realiseren. Het beroep is materieel ongegrond. Indien het beroep gegrond wordt geacht, zijn er geen gronden voor toekenning van een tegemoetkoming gelet op het gegeven dat aan het verblijf van klager
op het moment van de genomen beslissing nog de titel van vrijheidsstraf ten grondslag lag.

4. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen.

Klager was ten tijde van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Op dat moment lag de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een penitentiaire inrichting (p.i.) ten grondslag en niet
de hem tevens opgelegde tbs; deze was nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychische conditie van klager die
zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden. Alhoewel in de medische verklaring van 24 augustus 2006 van
de
Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Alkmaar niet expliciet met zoveel woorden wordt geconcludeerd dat klager detentieongeschikt is, is gelet op de inhoud van deze medische verklaring, de overige stukken en de ter zitting gegeven toelichting, de
psychische conditie van klager dermate zorgelijk dat een verder verblijf in een p.i. als onverantwoord moet worden beschouwd en dat klager bij voorrang dient te worden geplaatst in een tbs-inrichting. De psychische toestand van klager moet als
chronisch
zorgelijk worden beschouwd met risico op escalatie. Gelet op het chronische ziektebeeld van klager acht de beroepscommissie het aannemelijk dat deze toestand ook aanwezig was op het moment van de bestreden beslissing. Een en ander wordt bevestigd door
de suïcidepoging van klager van 11 juli 2006, die blijkens de door klager ter zitting gegeven toelichting niet volgt na een incident doch eveneens is terug te voeren op de algehele instabiele psychische conditie van klager. De bestreden beslissing moet
dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht. Het beroep is derhalve gegrond en de beslissing tot verlenging van de wachttermijn dient op materiële grond te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder c, Bvt volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij
vanuit dat klager met voorrang daadwerkelijk in een tbs-inrichting zal worden geplaatst.

Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient ook hierom een tegemoetkoming aan klager te worden geboden. De beroepscommissie stelt deze vast op € 600,= per maand vanaf de datum waarop
in
verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop klagers plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien
verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de
beslissing tot verlenging van de wachttemijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop klagers plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het
verstrijken
van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof.dr. F.A.M. Kortmann en dr. E.B.M. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 11 december 2006

De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

secretaris

Naar boven