Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2129/TA, 11 december 2006, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2129/TA

betreft: [klager] datum: 11 december 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 augustus 2006 van de beklagcommissie bij FPI De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de financiële afwikkeling na klagers ontslag uit de inrichting.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verwijst naar de uitspraak van de beroepscommissie van 16 november 2004 met kenmerk 04/1546/TA. Deze zaak is door de beroepscommissie inhoudelijk behandeld.
Het bevreemdt klager dat wanneer de inrichting klagers geld beheert en eenzijdig de eindafrekening opmaakt, hij als zodanig niet in beklag zou kunnen. Het gaat om de periode dat klager ‘onder de hoede’van de inrichting was. In zijn brief van 15 mei jl.
erkent de inrichting dat de afrekening niet klopt, maar weigert desondanks het klager toekomende bedrag over te maken. Er is sprake van machtsmisbruik en onheuse praktijken. Klager heeft begrip voor sommige van de door de inrichting ingenomen
standpunten zoals de woonlasten in oktober. Het geschil omvat nog de financiële afwikkeling bij beëindiging van de dwangverpleging. Het betreft – kort samengevat – het volgende: de inhouding ten behoeve van de verplichte AVP-verzekering; de uitbetaling
van de huursubsidie over december 2003; een correctie op de afrekening uit 2004 voor te veel betaalde voorschotten voor electra en water; het in strijd met de bruikleenovereenkomst in rekening brengen van rioolrechten, afvalstoffenheffing en
verontreinigingsheffing waterschap; de weigering bankafschriften te verstrekken van de spaarrekening; de afrekening van Essent, Obragas en Babant Water; en de afrekening voor de telefoon.
Klager meent dat het beroep mondeling door de beroepscommissie moet worden behandeld. Deze kwestie hoort niet bij de civiele rechter thuis, maar bij de Raad.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.

Nu klager ten tijde van de indiening van zijn klaagschrift niet meer in de inrichting verbleef in verband met de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, staat voor klager op grond van artikel 56, eerste lid juncto artikel 1, aanhef en onder
j, Bvt niet meer de mogelijkheid open om een klaagschrift in te dienen. De beroepscommissie komt derhalve tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. J.M. van der Vaart en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 11 december 2006

secretaris voorzitter

Naar boven