Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1858/GA, 11 december 2006, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1858/GA

betreft: [klager] datum: 11 december 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam te Hoogvliet,

gericht tegen een uitspraak van 21 juli 2006 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 november 2006, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag voor wat betreft de hoogte van de disciplinaire straf gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tegen klager is rapport uitgebracht in verband met agressie en doodsbedreigingen naar een personeelslid. Een disciplinaire straf van zeven dagen in de eigen verblijfsruimte wordt in dit geval passend geacht. De richtlijnen voor strafoplegging zijn
bekend bij klager. Ook de commissie van toezicht is bekend met de richtlijnen.
Het beroep is niet ingesteld omdat de directeur niet bereid zou zijn om een tegemoetkoming aan klager toe te kennen maar om te toetsen of de strafmaat de lading dekt. Klager is netjes op zijn cel en de directeur kan zich voorstellen dat klager, als hij
zijn cel zoals hij beschrijft heeft aangetroffen na de celinspectie, boos is geworden. Voor wat betreft de inbeslaggenomen scheermesjes had klager zich kunnen wenden tot het afdelingshoofd. De directeur heeft geen scheermesjes gezien zoals die in de
winkel worden verkocht, maar heeft alleen losse scheermesjes aangetroffen.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij had de scheermesjes in de winkel gekocht en ging ervan uit dat hij ze dan ook op cel mocht hebben. Zijn cel werd nooit gecontroleerd. Hij kreeg altijd complimenten over de netheid van zijn cel. Hij had op cel een bidplek ingericht. Na de
celinspectie lag de gehele cel overhoop. Er was respectloos met zijn bijbel omgegaan. Hij heeft het personeelslid netjes naar zijn scheermesjes gevraagd, maar het personeelslid was hem waarschijnlijk in verband met zijn vrolijkheid zat. Ze reageerde
met
‘watte?’. Klager heeft haar gecorrigeerd, maar heeft niet gescholden en zeker geen vijftien minuten lang. Medegedetineerden hebben verklaard dat klager niet heeft gescholden. Na vijf minuten is klagers celdeur dichtgegaan. Hij heeft wel gezegd: ‘duw
het
maar in je reet’, maar toen was de celdeur al dicht.

3. De beoordeling
Op klagers cel zijn tijdens celinspectie losse scheermesjes aangetroffen en inbeslaggenomen. Klager is, nadat hij hiervan kennis had genomen en in verband met de staat waarin hij zijn cel na de celcontrole aantrof, boos geworden en heeft een
personeelslid uitgescholden. Met de beklagcommissie is de beroepscommissie het eens dat het niet onredelijk of onbillijk is om klager terzake een disciplinaire straf op te leggen. Anders dan de beklagcommissie acht de beroepscommissie aannemelijk
geworden dat klager tevens bedreigingen heeft geuit en is zij van oordeel dat de beslissing om klager een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte op te leggen niet als onredelijk of onbillijk of disproportioneel kan
worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur gegrond verklaren, de beslissing van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog geheel ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog geheel ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 december 2006

secretaris voorzitter

Naar boven