Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1086/TB, 24 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1086/TB

betreft: [klager] datum: 24 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Burmeister, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 11 april 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 september 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B. van de Kamp, en namens de Minister, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager in een longstayvoorziening van de Prof.Mr. W.P.J. Pompestichting te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 4 februari 1993 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 28 juli 1993 geplaatst in Hoeve Boschoord.
Vervolgens is klager op 14 november 2002 overgeplaatst naar De Wendel Nieuw Spraeland te Venray (hierna De Wendel).
Bij advies van 25 november 2005 van de landelijke adviescommissie plaatsing (hierna LAP) is aangegeven dat wellicht aanpassing van medicatie mogelijk is en dat dan wellicht nog plaatsing in een lower securitysetting haalbaar is. Indien dit niet het
geval is kan de LAP zich vinden in een medium security en medium care indicatie.
Bij schrijven van 18 januari 2006 heeft Hoeve Boschoord opnieuw een verzoek ingediend tot plaatsing in een longstayvoorziening en een nadere toelichting gegeven.
Bij advies van 3 februari 2006 heeft de LAP aangegeven dat klager voldoet aan de longstayindicatie en is de Minister geadviseerd klager te plaatsen in een longstayvoorziening.
Overeenkomstig dit advies heeft de Minister op 11 april 2006 beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting. Klager is op 27 april 2006 geplaatst in de longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J.
Pompestichting De Corridor te Zeeland.

3. De standpunten
Klagers raadsman heeft het woord gevoerd overeenkomstig de pleitaantekeningen. Klager is ten onrechte in een longstayvoorziening geplaatst. De LAP heeft in haar eerste advies negatief beslist ten aanzien van de plaatsing van klager in een
longstayvoorziening omdat er nog mogelijkheden zouden kunnen zijn voor andere medicatie waardoor plaatsing in een lower security tbs-setting haalbaar zou zijn. Hoeve Boschoord heeft daarop gereageerd en aangevoerd dat de farmacologische aanpassingen
niet op klager van toepassing zouden zijn aangezien er sprake zou zijn van forse impulscontrolestoornissen. Volgens Hoeve Boschoord houdt klager zich niet aan afspraken. De vragen die de LAP heeft gesteld ten aanzien van medicatie en eventuele
behandelmogelijkheden worden niet volledig gedekt door de reactie van Hoeve Boschoord. Hoeve Boschoord geeft niet aan waarom de farmacologische aanpassingen niet op klager mogelijk zijn. In de beslissing wordt gesteld dat er sprake is van voortdurende
delictgevaarlijkheid. Sinds 28 juli 1993 is klager opgenomen in het kader van tbs en hebben er eigenlijk nooit incidenten plaatsgevonden. Meting van de delictgevaarlijkheid is dan moeilijk. Hoeve Boschoord concludeert dat er onmiddellijke
delictgevaarlijkheid is en dat die kan worden beheerst door intensieve begeleiding. Wat dan de meerwaarde van de longstaysetting is, blijft onduidelijk. Hoeve Boschoord heeft sinds 28 juli 1993 de behandeling van klager ter hand genomen. Het is echter
niet helemaal duidelijk wat het inslijten van gewenst gedrag heeft opgeleverd en of de doelen zijn bereikt. Niet duidelijk is of de behandeling enig resultaat heeft gehad en of dit niet dusdanig is dat de behandeling door middel van gewenst gedrag
voortgezet zou kunnen worden. Dit speelt des te meer nu het gaat om een relatief jonge man die gemotiveerd is voor behandeling. In de psychiatrische verlengingsrapportage uitgebracht in 2003 wordt gesteld dat er nog mogelijkheden zijn om klager binnen
strenge begrenzingen te begeleiden. Wellicht kan nog bezien worden waar we met klager kunnen komen. De opmerking van de LAP over medium care strookt niet met de longstayplaatsing.
Klager heeft aangevoerd dat er ook goede periodes zijn geweest. Klager had te veel problemen met het personeel van De Wendel. Het personeel kon niet met tbs-ers overweg. Sustanon was wel geschikt voor klager. Hij had het goed kunnen gebruiken. Klager
ziet nog perspectief voor behandeling. Bijvoorbeeld behandeling om zich niet meer zo te laten beïnvloeden in negatieve zin door anderen. Hij moet sterker en weerbaarder worden. Bewoners voelen aan dat klager beïnvloedbaar is. Hij heeft een keer de
Goldsteintraining gevolgd maar dat is acht jaar geleden. Misschien kan de training herhaald worden. Verder valt te denken aan sporten en agressietraining. In de periode 1993 tot 1997 is klagers behandeling heel positief verlopen. Onttrekkingen hebben
plaatsgevonden omdat klager bij problemen vluchtgedrag vertoont. Hij weet dat hij met problemen naar de groepsleiding moet gaan. Klager heeft om herselectie naar een andere tbs-inrichting gevraagd en is naar De Wendel gestuurd. De Wendel is gericht op
resocialisatie en het uitbreiden van vrijheden, maar klager had meer behandeling nodig. Hij is nog in staat om te profiteren van behandeling. Zijn broer heeft hetzelfde probleem. Door verkeerde medicatie tijdens de zwangerschappen van hun moeder is
waarschijnlijk bij beiden hersenletsel ontstaan. Beiden krijgen binnenkort een EEG. Klager wil stapje voor stapje naar meer vrijheden toewerken en niet meer weglopen. Hij wil en kan dat leren.
In het hoorverslag wordt vermeld dat klager geen bezwaar zou hebben tegen de plaatsing. Dit is niet juist. Klager had geen bezwaar tegen overplaatsing naar een reguliere tbs-inrichting, maar wel tegen plaatsing in een longstayvoorziening. Klager
ontkent
dat hem duidelijk is gemaakt dat het ging om plaatsing in een longstayvoorziening. Verzocht wordt om klager niet in een longstayvoorziening te plaatsen en, indien dit niet wordt gehonoreerd, om de behandeling van de zaak aan te houden en klager te
laten
observeren in het Pieter Baan Centrum.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Verwezen wordt naar de schriftelijke reactie van de Minister van 1 augustus 2006. Kenmerkend voor klagers behandeling is dat, wanneer hij een stap vooruit doet, hij er vervolgens weer
twee terug doet. Dit heeft geleid tot het verzoek om klager in een longstayvoorziening te plaatsen. In het eerste advies ziet de LAP nog farmacologische mogelijkheden. In het tweede LAP advies wordt naar aanleiding van het weerwoord van Hoeve Boschoord
door de LAP gesteld dat er sprake is van voortdurende delictgevaarlijkheid en dat er geen behandelmogelijkheden voorhanden zijn. Het is niet mogelijk om een tabletje Sustanon in het weekend in te nemen. Dit middel bestaat niet in tabletvorm. De
voorgestelde medicatie kan overstimulatie geven, hetgeen contra geïndiceerd is. De argumenten van Hoeve Boschoord hebben geleid tot het tweede LAP-advies. Er is sprake geweest van meerdere incidenten. Het gaat niet om onmiddellijk delictgevaar maar het
risico op termijn is bovengemiddeld hoog. Elke risicotaxatie is gebaseerd op klinische ervaringen met betrokkene zelf. Het wordt wel in een gestandaardiseerde vorm opgeschreven, maar is individueel bepaald. De in 2003 omtrent klager uitgebrachte
rapportage is uitgebracht voordat het in De Wendel misging.
Geen aanleiding wordt gezien om aan de inhoud van het hoorformulier te twijfelen. Wat door de LAP in het tweede advies wordt aangeduid met medium care/medium security voor SGLVG tbs-gestelden betreft de differentiatie binnen de longstayvoorzieningen.
Er
is sprake van verschillende niveau’s van beveiliging. Bedoeld wordt een op de SGLVG categorie toegesneden lonstayvoorziening. Tussen de verschillende longstayvoorzieningen zijn er verschillen in beveiliging. In het beleidskader vormt de leeftijd geen
punt. De beslissingen ten aanzien van jeugdigen worden door de inrichtingen echter binnen heel duidelijke lijnen genomen. Er wordt gekeken naar de behandelpogingen en voorzienbaarheid. Niet ingezien wordt wat het PBC zou kunnen toevoegen aan de zich in
het dossier gevoegde rapportages. Voor de SGLVG categorie is er momenteel geen voorziening binnen de longstay aanwezig.
Het beroep wordt ongegrond geacht.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Minister gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject niet heeft
geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid, waaronder de aanmeldingen voor de longstayplaatsing van 9 juni 2005 en 18 januari 2006 en de adviezen van de LAP van
25 november 2006 en 3 februari 2006, welke naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening, heeft de
Minister er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling van Hoeve Boschoord niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet
en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.

Er bestaat naar het oordeel van de beroepscommissie geen aanleiding voor een nader klinisch onderzoek van klager in het PBC.

De beroepscommissie overweegt daartoe dat klager gedurende een periode van meer dan twaalf jaar een op verandering gerichte behandeling is geboden, waarin getracht is om hem te resocialiseren. Klager is na stagnering van zijn behandeling overgeplaatst
naar het SGLVG-centrum De Wendel en na een mislukte behandelpoging weer teruggeplaatst naar Hoeve Boschoord. Tijdens zijn behandeling is hij vele malen weggelopen en teruggevallen in ongewenst gedrag, zoals exhibitionisme.
De LAP heeft in haar eerste advies van 25 november 2005 vraagtekens gezet bij klagers longstayindicatie en zich afgevraagd of wellicht nog medicatieaanpassing mogelijk zou zijn. Hoeve Boschoord heeft daarop in de toelichting van 18 januari 2005
geantwoord dat dit, in verband met de combinatie van ernstige pathologie, gebrekkige leerbaarheid en vluchtgevaarlijkheid en de mogelijke averechtse bijwerking van de door de LAP voorgestelde medicatie, geen optie is. De toelichting van Hoeve Boschoord
was aanleiding voor de LAP om alsnog klagers longstayindicatie te onderschrijven. Wel heeft de LAP nog benadrukt dat zij plaatsing in een medium care/medium security setting voor de SGLVG-categorie geïndiceerd acht, hoewel haar niet bekend is of een
dergelijke setting bestaat.
Wat dit laatste betreft acht de beroepscommissie het zeer wenselijk om in het kader van het ontwikkelen van differentiaties van longstayvoorzieningen ook aandacht te besteden aan de door de LAP bedoelde differentiatiemogelijkheid.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven