Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2619/GB, 4 december 2006, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/2619/GB

Betreft: [klager] datum: 4 december 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.H. Schaap, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 oktober 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 31 mei 2005 gedetineerd. Na een verblijf in het huis van bewaring (h.v.b.) Torentijd te Middelburg is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 31 augustus 2006 is het programma aangevangen en is klager administratief
ondergebracht bij het Electronisch Detentiehuis Breda. Op 6 oktober 2006 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. en is hij (terug)geplaatst naar het h.v.b. De Boschpoort te Breda. Op 7 november 2006 is hij overgeplaatst naar de gevangenis
Nieuw Vosseveld te Vught.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 17 februari 2006. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 december 2006. Aansluitend dient hij
eventueel een subsidiaire hechtenis van vier dagen te ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klagers p.p., dat door de selectiefunctionaris op 6 oktober 2006 is beëindigd, zou normaliter op 9 oktober 2006 reglementair zijn beëindigd en vanaf dat moment zou klager nog slechts onder regulier toezicht van de Stichting Reclassering Nederland
staan.
Tijdens het p.p. heeft klager zwaar werk moeten verrichten, waarvoor hij zich steeds met goede moed heeft ingezet. Na verloop van tijd kreeg klager, mede ten gevolge van zijn verblijf in detentie, last van ernstige rug- en schouderklachten. Klager
heeft
zich tot zijn huisarts gewend en hij heeft vervolgens twee dagen wegens ziekte moeten verzuimen bij zijn werkgever. Hem werd op 6 oktober 2006 medegedeeld dat de opheffing van het electronisch toezicht (e.t.) op 9 oktober 2006 om die reden niet zou
doorgaan. Klager heeft dit als een straf ervaren. Hij was erg teleurgesteld in die beslissing. Hij had immers zijn goede wil getoond en is buiten eigen schuld om medische redenen arbeidsongeschikt geraakt. Anderen die langer dan twee verzuimdagen
arbeidsongeschikt waren geweest zijn volgens klager niet op eenzelfde wijze gestraft. Door zijn teleurstelling heeft klager, toen hem deze beslissing werd medegedeeld, boos medegedeeld terug te willen naar de inrichting. Klager is echter van mening dat
die terugplaatsing onrechtvaardig is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef in het p.p. van het Electronisch detentiehuis Breda. Nadat was besloten dat het hem opgelegde e.t. zou worden verlengd, is hij zeer boos geworden. Hij heeft toen aangegeven teruggeplaatst te willen worden naar een gesloten inrichting.
Naar aanleiding daarvan is besloten klager als passant ter herselectie (tijdelijk) te plaatsen in het h.v.b. De Boschpoort, van waaruit hij is geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis Nieuw Vosseveld

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Blijkens een schriftelijke melding van het hoofd van het Electronisch detentiehuis Breda d.d. 6 oktober 2006, waarbij is gevoegd een verslag d.d. 6 oktober 2006, heeft klager naar - aanleiding van de mededeling dat zijn e.t. zou worden verlengd
- aangegeven teruggeplaatst te willen worden naar een gesloten inrichting. Ondanks dat hem toen in overweging is gegeven met dat verzoek nog te wachten tot na het weekeinde, zodat hij een en ander met zijn echtgenote zou kunnen bespreken, heeft klager
volhard in de mededeling teruggeplaatst te willen worden. Daarbij heeft hij – aldus het hoofd van het Electronisch detentiehuis Breda – medewerkers van de Stichting Reclassering Nederland en van voornoemd dententiehuis grovelijk beledigd.
De beroepscommissie ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van die schriftelijke mededeling. Een en ander wordt immers ook namens klager bevestigd, met de aantekening dat dit zou zijn geschied omdat klager kwaad was geworden om de
voortzetting van het e.t.

De beroepscommissie is van oordeel dat weliswaar begrijpelijk is dat klager teleurgesteld was in de beslissing de duur van het e.t. te verlengen. Die teleurstelling kan evenwel het uiten van beledigende taal in de richting van medewerkers aan het p.p.
niet rechtvaardigen. Op zich zou dit de beëindiging van het p.p. kunnen rechtvaardigen. Daarenboven acht de beroepscommissie het aannemelijk dat klager – in weerwil van andere suggesties – herhaaldelijk heeft aangegeven onmiddellijk teruggeplaatst te
willen worden naar een gesloten inrichting. De namens klager aangevoerde omstandigheden kunnen, nu hem alternatieven zijn geboden, niet aannemelijk maken dat klager dit slechts in een bevlieging heeft gezegd. Ook dit kon daarom voldoende aanleiding
geven om het p.p. te beëindigen.

Hetgeen hiervoor is overwogen – een en ander in onderling verband en samenhang bezien – maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet
onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 december 2006

secretaris voorzitter

Naar boven