Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2744/GV, 4 december 2006, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2744/GV

betreft: [klager] datum: 4 december 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 oktober 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Klager had voor zijn detentie een verantwoordelijke functie als assistent-accountant. Het doel van het algemeen verlof is voorbereiding van de terugkeer in maatschappij. De rapporten van de reclassering en de trajectbegeleiders waren positief. Zij
hadden geen probleem met een spoedige terugkeer in de samenleving. Klager is tijdens zijn detentie begonnen met een rechtenstudie. Hij is zeer gemotiveerd om weer deel te nemen aan de maatschappij en om een rol van betekenis te vervullen. Klager hoeft
niet deel te nemen aan het traject Terugdringen Recidive. Klager zou zich kunnen voorstellen dat hem verlof wordt verleend waarbij hij niet op bepaalde plaatsen mag komen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wordt omschreven als een gedetineerde die goed functioneert. Hij ontkent het hem ten laste gelegde en blijft hierbij na zijn veroordeling. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven geen bezwaar tegen verlening van verlof te hebben. De politie
heeft een negatief advies gegeven in verband met de ongewenste confrontatie met de slachtoffers. Het delict waarvoor klager is veroordeeld betreft een schietpartij in het uitgaansleven, hetgeen voor grote maatschappelijke onrust heeft gezorgd. De
slachtoffers wonen allen in Rotterdam, zodat het gevaar van confrontatie groot is. Op grond van het vorenstaande heeft de inrichting eveneens een negatief advies gegeven. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek afgewezen op grond van het feit dat
de maatschappelijke onrust groot zou zijn, indien klager thans reeds in aanraking zou komen met de slachtoffers. Er is derhalve onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen De Schie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met confrontatie met het slachtoffer en maatschappelijke onrust.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlof.
De politie heeft bezwaar tegen het verlof omdat de schietpartij destijds veel maatschappelijke onrust heeft veroorzaakt en omdat de slachtoffers in Rotterdam wonen. Het gevaar van confrontatie is derhalve groot.

3. De beoordeling
Klager is momenteel preventief gehecht in afwachting van behandeling van zijn strafzaak door de Hoge Raad.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om verlof vanwege de mogelijkheid van confrontatie met het slachtoffer van de schietpartij. Ook de directeur baseert zijn negatieve advies op de mogelijke confrontatie met het
slachtoffer. Deze confrontatie is echter te voorkomen door klager te verbieden zich in de uitgaanscentra van Rotterdam te begeven. Daarnaast is klager nog niet onherroepelijk veroordeeld, maar bevindt hij zich als verdachte in voorlopige hechtenis. Tot
slot heeft de advocaat-generaal bij het ressortsparket er geen bezwaar tegen dat aan klager verlof wordt verleend. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de afwijzing van klagers verlofaanvraag onredelijk en onbillijk moet worden geacht. Het
beroep zal gegrond worden verklaard.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing ongedaan kunnen worden gemaakt, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor de toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 4 december 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven