Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2241/GA, 23 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:23-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2241/GA

betreft: [klager] datum: 23 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. Westendorp, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 augustus 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – zo verstaat de beroepscommissie – de weigering van de directeur om maatregelen te nemen naar aanleiding van de bejegening van klager bij gelegenheid van inkomst op de badafdeling in verband met het bijwonen van een zitting van de
beroepscommissie op 2 september 2005.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is door de beklagrechter niet-ontvankelijk verklaard omdat de aanwezigheid van meerdere personen op de badafdeling bij klagers binnenkomst in de locatie niet kan worden gezien als een beslissing van de directeur. Klager heeft dat ook nooit
aangevoerd. Klager heeft naar aanleiding van het voorval op de Badafdeling aan de directeur van de locatie Alphen aan den Rijn verzocht om maatregelen te nemen. De directeur heeft, na enig aandringen van de zijde van de raadsman, op 27 februari 2006
gereageerd met de mededeling dat hij niet voornemens was op te treden naar aanleiding van het betreffende voorval op 2 september 2005. Tegen die beslissing van 27 februari 2006 is het beklag gericht. Klager is van mening dat hij, toen hij op de
Badafdeling kwam, werd beschouwd als een bezienswaardigheid. Klager heeft zich beklaagd over het feit dat het personeel en een aantal niet in de locatie werkzame personen hem zaten te bekijken en dat het personeel van de locatie die personen erop
opmerkzaam maakte dat klager een bekend persoon was. Klagers privacy is daardoor geschonden. De directeur had daaromtrent maatregelen moeten nemen. Klager is van mening dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard en dat hem een financiële
tegemoetkoming moet worden toegekend.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Het beklag is gericht tegen de beslissing van de directeur van de locatie Alphen aan den Rijn om géén maatregelen te nemen naar aanleiding van een door klager gestelde verkeerde bejegening bij gelegenheid van zijn binnenkomst in de locatie Alpen aan
den
Rijn voor een (kortdurend) verblijf aldaar in verband met de behandeling van een beroep door de beroepscommissie. Klager was toen gedetineerd in de penitentiaire inrichting Vught. Nu de verzochte maatregelen niet klager betreffen - hij verbleef en
verblijft niet in de locatie Alphen aan den Rijn - maar het personeel van de locatie Alphen aan den Rijn, heeft klager geen belang bij een toewijzing van dat verzoek. Nu het belang aan die toewijzing ontbreekt, ontbreekt dat belang eveneens aan het
beklag. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn beklag. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
Nu de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd, is er geen aanleiding voor de toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven