Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1407/GA, 20 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1407/GA

betreft: [klager] datum: 20 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 mei 2006 van de beklagcommissie bij de locatie Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 september 2006, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, is gehoord [...], unit-directeur van de locatie Zwolle.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan een activiteit, zijnde het luchtmoment, voor de duur van vier dagen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager heeft geen problemen met de opgelegde sanctie. Hij verkeert echter in de veronderstelling dat hij altijd recht heeft op individueel luchten, het zogenaamde boxluchten, dat iedere gedetineerde aangeboden krijgt als hij op maatregel, rapport of
beperkingen zit. Klager heeft dat niet aangeboden gekregen en vindt dat dit meegenomen had moeten worden in de sanctie. In die zin vindt klager dat hem tekort is gedaan en daarom is hij in beklag gegaan.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager vond dat hij recht had op een extra luchtmoment omdat er geen arbeid was en is daar zonder toestemming ook gebruik van gaan maken. Volgens de wet mag je als sanctie uitsluiting van activiteiten toepassen en luchten is een activiteit, vandaar dat
die sanctie is opgelegd. Het boxluchten dat door klager wordt genoemd is de directeur wel bekend, maar dat is klager niet aangeboden. Hij heeft vier dagen niet gelucht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 51, eerste lid onder c, van de Pbw kan de directeur een disciplinaire straf opleggen van uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten voor ten hoogste twee weken. Het recht op luchten is geregeld in artikel 49 van de
Pbw onder paragraaf 2 Arbeid en andere activiteiten. Het eerste lid van dat artikel bepaalt dat de gedetineerde recht heeft op recreatie en dagelijks verblijf in de buitenlucht, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet. Het derde lid van
dat artikel bepaalt dat de directeur zorg draagt dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven.

De beroepscommissie verstaat dat de directeur klager met de disciplinaire straf heeft willen uitsluiten van het gezamenlijke luchtmoment, omdat klager van dat luchtmoment ongeoorloofd gebruik heeft gemaakt. Deze straf kan echter niet leiden tot
beperking van het wettelijk recht op luchten zoals bepaald in artikel 49, derde lid, van de Pbw. Klager had op een andere manier in de gelegenheid moeten worden gesteld om dagelijks minstens een uur in de buitenlucht te verblijven, bijvoorbeeld door
het
aanbieden van individueel luchten zoals in geval van een maatregel van plaatsing in afzondering of de oplegging van een straf van opsluiting gebruikelijk is (zie in dit verband artikel 24, tweede lid, en artikel 55, eerste lid, van de Pbw). Nu als
onweersproken vast staat dat klager gedurende vier dagen niet heeft kunnen luchten, dient het beroep gegrond te worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Klager zal
voor het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming worden toegekend van € 20,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 20 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven