Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1248/GA, 8 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1248/GA

betreft: [klager] datum: 8 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. E.R. Weening, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 mei 2006 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond, locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen;
b. onvoldoende luchttijd.

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen a. en b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a.:
Klager is niet in begrijpelijke taal gehoord; evenmin is een tolk ingeschakeld. Niet is gebleken dat de gemoedstoestand van klager aan het horen in de weg stond. Onder nummer 18523 is het beklag tegen de oorspronkelijke (straf-) afzondering gegrond
verklaard. Reden voor deze gegrondverklaring was dat er volgens de beklagcommissie onvoldoende reden was klager, bij wijze van straf, af te zonderen. Bij de behandeling van de klachten onder de nummers 18523 en 18524 heeft de directie ter zitting op 10
februari 2006 voor de afzonderingsmaatregel, onder 18524, dezelfde gronden aangevoerd als voor de strafafzondering onder nummer 18523. Gezien de gegrondverklaring onder nummer 18523 is de ongegrondverklaring van het beklag onder nummer 18524
onbegrijpelijk althans onvoldoende gemotiveerd.
Ten aanzien van onderdeel b.:
Artikel 49 Pbw schrijft zestig minuten luchten per dag dwingend voor. Klager stelt dat hij deze zestig minuten per dag lucht niet heeft gekregen. In het rogatoire verhoor van 15 december 2005 is door klager gesteld: “The time I was allowed to spend
time
in fresh air was too short. The director said that if you are staying in a disciplinary cell you get 30 minutes, but I did not even get this half hour. I was only given airing for 5-7 minutes”. Ter zitting van de beklagcommissie volstaat de directie
met
de mededeling dat klager volgens de ISO-rapportage gelucht heeft. Zij erkent dat van het luchten geen tijdstip en dus ook geen duur is bijgehouden.

De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3 De beoordeling
Aan klager is op 4 september 2005 een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen opgelegd. Op 18 september 2005 is klager de maatregel van afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen
opgelegd.
Op grond van artikel 57, eerste lid onder c, Pbw dient klager te worden gehoord alvorens een beslissing tot het opleggen van een ordemaatregel wordt genomen. Op grond van het derde lid van dat artikel kan het horen achterwege blijven indien onder meer
de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat.
Namens klager wordt gesteld dat niet is gebleken dat de gemoedstoestand van klager aan het horen in de weg stond. Uit de in beroep overgelegde beschikking van 18 september 2005 blijkt niet dat klager is gehoord. De directeur heeft in beroep een en
ander
niet toegelicht respectievelijk weersproken.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de onder a. vermelde beslissing in strijd met de wet is genomen en klagers beroep derhalve op formele grond gegrond dient te worden verklaard.
De schriftelijke mededeling van de maatregel vermeldt genoegzaam dat daaraan de handhaving van de veiligheid ten grondslag ligt. Die grondslag is bovendien door de directeur voldoende toegelicht. Van materiële gegrondheid is dus geen sprake.
De formele gegrond verklaring leidt tot na te melden tegemoetkoming.

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van onderdeel b. kan – voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal dan ook ongegrond
worden verklaard.

4 De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. op formele gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van
€ 47,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. ongegrond en bevestigt in dat opzicht de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 8 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven