Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2608/GV, 6 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2608/GV

betreft: [klager] datum: 6 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 oktober 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager was eerder geselecteerd voor plaatsing in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Grave.
Omdat hij beweerdelijk een verkeerd verlofadres zou hebben opgegeven, is hij toen teruggeplaatst naar een normaal beveiligde inrichting. Inmiddels staat evenwel vast dat de medewerkers van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) in weerwil
van klagers opgave een onjuist verlofadres hadden vermeld. De beklagcommissie heeft het hiertegen ingediende beklag inmiddels gegrond verklaard. Voorts heeft een andere beklagcommissie geoordeeld dat aan klager ten onrechte geen incidenteel verlof zou
zijn toegekend. Die beslissing is nog niet onherroepelijk omdat de directeur tegen die uitspraak beroep heeft ingesteld. Dit beroep moet door de beroepscommissie nog worden behandeld. Naar aanleiding van een en ander is klager andermaal geselecteerd
voor plaatsing in een b.b.i. Nog voordat klager daar feitelijk werd geplaatst, is die beslissing weer herzien. Ook op het tegen die beslissing ingestelde beroep moet door de beroepscommissie nog worden beslist. Bij de beoordeling van onderhavig verzoek
om verlof lijkt in het geheel geen rekening te zijn gehouden met de achterliggende fouten van Justitie en ook niet met klagers persoonlijke belangen. Klager heeft acht weken voor de betreffende datum het verzoek om verlof ingediend en een dag voor de
beoogde verlofdatum is hem te kennen gegeven dat dit verzoek is afgewezen. De afwijzing van het verzoek lijkt te zijn ingegeven met het doel eerdere fouten in het detentietraject te maskeren.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft sinds 7 juni 2006 in de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen (jovo gevangenis) Zutphen. In de daaraan voorafgaande periode in de beperkt beveiligde inrichting voor psychologisch onvolwassenen (jovo-b.b.i.) Grave heeft hij
meerdere verslagen aangezegd gekregen. De directeur van de jovo-gevangenis heeft negatief geadviseerd ten aanzien van een eventuele verlofverlening. Klager behoort tot de groep gedetineerden waarop het project Terugdringen Recidive (TR) zich richt. Ten
tijde van de verlofaanvraag was er bij klager nog geen risicoanalyse (Risc) afgenomen. Daardoor kan nog geen inschatting gemaakt worden ten aanzien van het risico op recidive en zijn er ook nog geen interventies in gang gezet teneinde het
recidivegevaar
te verminderen. Ook zonder Risc kan gesproken worden van een reëel recidiverisico. Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie komt klager sinds 1998 regelmatig met politie en justitie in aanraking. Het openbaar ministerie adviseert negatief
ten aanzien van eventueel verlof. De politie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een eventuele verlofverlening van klager.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de jovo-gevangenis Zutphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van een eventueel te verlenen verlof. Er is kans op recidive en ongewenste confrontatie met de slachtoffers. Klager staat bekend als
veelpleger en kan zich niet aan afspraken houden.
De politie Amsterdam-Amstelland heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een eventuele verlening van verlof aan klager.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vierentwintig maanden met aftrek, wegens – kortweg – poging tot doodslag en gekwalificeerde diefstal, meermalen gepleegd. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 maart 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt voorop dat zij geen enkele grond ziet voor de aanname dat de bestreden beslissing zou zijn genomen om eerdere beslissingen van de Minister te rechtvaardigen. Dit verweer wordt daarom verder buiten beschouwing gelaten.
Klager heeft, blijkens de inlichtingen van de directeur van de jovo-gevangenis Zutphen, in de inrichting waar klager eerder verbleef problemen gehad met het opvolgen van opdrachten en aanwijzingen van het personeel terwijl ook het nakomen van afspraken
een probleem vormde. Daarnaast is klagers werkhouding in de jovo-gevangenis niet positief te noemen. Hij is moeilijk te motiveren en zou een negatieve invloed hebben op de groep. Bij gelegenheid van de behandeling van een eerder beroep van klager tegen
de afwijzende beslissing om algemeen verlof te verlenen (beslissing van 21 augustus 2006 met kenmerk 06/1793/GV) heeft de beroepscommissie overwogen dat er bij klager sprake is van de vrees voor de aanmerkelijke kans dat klager zich bij een eventueel
verlof schuldig zal maken aan strafbare feiten. Er bestaat geen aanleiding om die vrees thans niet meer aanwezig te achten. Voornoemde omstandigheden – één en ander in onderling verband en samenhang bezien – vormen een voldoende contra-indicatie voor
verlofverlening. Zij rechtvaardigen daarom een afwijzing van klagers verlofaanvraag. De beslissing van de Minister moet daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en
d
van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk worden geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 november 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven