Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2609/GV, 20 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2609/GV

betreft: [klager] datum: 20 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 oktober 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep niet nader toegelicht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft een verzoek ingediend voor algemeen verlof. Hij geeft als reden voor dit verlof een verjaardag, advocatenbezoek en familiebezoek. De inrichting benoemt in haar advies dat
zij, ondanks dat de politie en het openbaar ministerie niet negatief hebben geadviseerd met betrekking tot het verlof, een negatief advies geven. Als reden voor dit negatieve advies wordt gegeven dat klager zich slecht aan afspraken kan houden. Hij is
tijdens zijn huidige detentie niet teruggekeerd van een aan hem verleend verlof. In het advies van de inrichting staat ook dat klager te kampen heeft met verslavingsproblematiek, waarvoor hij een intakegesprek heeft gehad in Groot Batelaar. Echter
omdat
klager de in de Risc gestelde problematiek niet onderkent en zijn verslaving als hoofdprobleem ziet is behandeling afgewezen. Een behandeling in Groot Batelaar richt zich voornamelijk op de behandeling van persoonlijkheidsproblematiek en niet op de
verslaving. De inrichting acht klager nog steeds niet stabiel genoeg om met verlof te gaan, omdat de recidivekans gelet op de score van de Risc te hoog is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van de gevangenis Zutphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De politie IJsselland te Zwolle heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen
verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens dood door schuld en rijden onder invloed. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 november 2006.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich van 14 juni 2005 tot 19 oktober 2005 heeft onttrokken aan detentie nadat hij niet is teruggekeerd van een aan hem verleend verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid op zich
genomen al een dusdanige contra-indicatie vormt voor verlofverlening dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de
weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schinkel, secretaris, op 20 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven