Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1515/TB, 15 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1515/TB

betreft: [klager] datum: 15 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 22 mei 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens de Minister, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (Mesdagkliniek).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 13 juli 2000 veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf met aftrek en ter beschikkingstelling (tbs) met voorwaarden voor de duur van twee jaar. Bij vonnis van 31 oktober 2001 van de
rechtbank Breda is de tbs met voorwaarden omgezet in tbs met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 23 december 2002 is klager opgenomen in de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek (Pompekliniek) te Nijmegen. Op 1 juni 2005 is klager overgeplaatst naar de
Stichting De Meren (De Meren) te Amsterdam. De Minister heeft op 22 mei 2006 beslist klager over te plaatsen naar de Mesdagkliniek. Deze overplaatsing is op 31 mei 2006 gerealiseerd.

3. De standpunten
Volgens de raadsman is aan de vereisten van artikel 11, tweede lid, Bvt niet voldaan en is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat klager op zo’n korte termijn opnieuw wordt overgeplaatst. Door deze overplaatsing zal opnieuw een vertraging
gaan optreden in de behandeling en/of wordt de plaatsing in een beschermde woonvorm gefrustreerd. Klager is reeds twee maal overgeplaatst en heeft daardoor geen effectieve behandeling genoten. Klager voelde zich thuis in De Meren. In de
multidisciplinaire
zesjaarsrapportage van juni 2006 in verband met de verlenging van klagers tbs wordt door de deskundigen opgemerkt dat de overplaatsingen van klager zijn te betreuren en dat de hele gang van zaken de tbs-behandeling aanzienlijk heeft vertraagd. De
deskundigen vragen zich af waarom men niet vanuit de Pompekliniek tot resocialisatie is overgegaan.
Klager heeft in eerste instantie ingestemd met zijn overplaatsing, omdat hem beloofd was dat hij op een resocialisatieafdeling van de Mesdagkliniek zou worden geplaatst. Klager verblijft nu echter op een behandelafdeling. Klager wil graag terug naar De
Meren en zijn verloven opstarten. De arbeid en de activiteiten in de Mesdagkliniek zijn te druk voor klager. In De Meren is er ’s morgens arbeid en ’s middags therapie en dat kan klager net volhouden.
De raadsman verzoekt klager terug te plaatsen naar De Meren en hem een tegemoetkoming toe te kennen nu klagers belangen op een onaanvaardbare wijze zijn gefrustreerd.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In de tbs-behandeling is behandelvoortgang geboekt. Dit heeft geleid tot een aanvraag van De Meren tot begeleid verlof d.d. 5 oktober 2005. Gelet op zijn ontvluchtingspoging in oktober 2005, de nog kort lopende behandeling en de vele incidenten in het
verleden is op 30 november 2005 de aanvraag tot begeleid verlof afgewezen. Bij brief van 9 mei 2006 heeft De Meren om overplaatsing verzocht, omdat de behandeling in een impasse was terechtgekomen. De Meren is relatief ongeschikt voor intramurale
behandeling van patiënten bij wie primair sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, zeker wanneer het verlofkader ontbreekt.
Navraag bij psychiater [A] van de Mesdagkliniek leerde dat klager vaak zijn motivatie verliest en resocialisatie om die reden in het verleden niet kon worden uitgevoerd. De Mesdagkliniek heeft een speciale behandelafdeling voor deze problematiek.
Klager
voldoet aan alle criteria voor plaatsing op deze afdeling en bekeken wordt of plaatsing versneld kan plaatsvinden. Op deze behandelafdeling kan klager een vaardigheidstraining krijgen, die noodzakelijk wordt geacht voordat klager naar een
resocialisatieafdeling wordt geplaatst.
Indien het beroep gegrond zou worden verklaard volgt in principe terugplaatsing naar De Meren. Deze kliniek kan echter alsnog overplaatsing vragen.
Aangezien zowel De Meren als de Mesdagkliniek hebben aangegeven dat verdere intramurale behandeling noodzakelijk is teneinde klagers vaardigheden te vergroten, dient de onderhavige overplaatsing wel degelijk klagers behandeling. Klager is gehoord met
oog op zijn voorgenomen plaatsing naar de Mesdagkliniek. Klager gaf aan geen bezwaar te hebben en dat zijn overplaatsing zijn behandeling ten goede komt.
Het beroep zal derhalve ongegrond moeten worden verklaard.

Bij brief van 11 september 2006 heeft de behandelcoördinator [B] van De Meren het volgende toegelicht. Bij de aanmelding door de Pompestichting werd gewag gemaakt van een psychotische stoornis op As I en op die gronden werd klager opgenomen voor
behandeling, aangezien de indicatie voor plaatsing in deze kliniek beperkt is tot dit type problematiek. Centrale doelstelling was het vormgeven van een resocialisatietraject. In de loop van de opname bleek het veel meer om een probleem op As II te
gaan, te weten een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Eind september 2005 werd klager op de resocialisatieafdeling geplaatst en werd een aanvraag gedaan voor begeleid verlof. Klager heeft vervolgens een vluchtpoging ondernomen
en is teruggeplaatst naar de instroomafdeling. Om de behandeling niet te laten stagneren werd besloten om dubbel begeleide, taakgerichte vrijheden aan te vragen. Dit verzoek werd door ITZ echter niet gehonoreerd. Aangezien de behandeling vervolgens in
een impasse raakte, is overplaatsing naar de Mesdagkliniek gevraagd. De Meren achtte de kans van slagen van een resocialisatietraject groter op een afdeling die gespecialiseerd is in
As II-problematiek.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Op 23 december 2002 is klager opgenomen in de Pompekliniek. In maart 2005 heeft de Pompekliniek gevraagd om overplaatsing naar de tbs-kliniek De Meren, opdat daar de mogelijkheden verder kunnen worden onderzocht om tot een adequaat verlofpakket te
komen
en het psychiatrische toestandsbeeld te stabiliseren. Op 1 juni 2005 is klager overgeplaatst naar De Meren. Op 5 oktober 2005 heeft De Meren begeleid verlof aangevraagd. In de nacht van 19 op 20 oktober 2005 heeft klager getracht uit de kliniek te
ontsnappen. Hij heeft deze poging gestaakt omdat hij vreesde te worden betrapt vanwege het lawaai. Klager werd teruggeplaatst naar de instroomafdeling. Ondanks dit incident heeft de inrichting bij brief van 2 november 2005 haar verzoek om begeleid
verlof gehandhaafd, waarbij werd vastgesteld dat klager slechts door perspectief van verloven in behandeling kon worden gehouden. De Minister heeft dit verzoek afgewezen vanwege de recente uitbraakpoging, de nog kort lopende behandeling en de vele
incidenten in het verleden. Op 9 mei 2006 heeft De Meren verzocht om overplaatsing van klager, omdat de kliniek relatief ongeschikt is voor de intramurale behandeling van patiënten bij wie een primaire diagnose op As II staat
(persoonlijkheidsstoornis), zeker wanneer een verlofkader ontbreekt. De behandeling is derhalve in een impasse terechtgekomen. De Minister heeft op 22 mei 2006 beslist klager over te plaatsen naar de Mesdagkliniek. Deze overplaatsing is op 31 mei 2006
gerealiseerd.
In de Pro Justitiarapportage van de psycholoog [C] van 10 juni 2006 wordt aangegeven dat behandelwinst nauwelijks meer lijkt te bereiken. Het zal vooral gaan om resocialisatie. Daar moet een aanvang mee worden gemaakt.
In de Pro Justitiarapportage van de psychiater [D] wordt het volgende gesteld: “Al met al dringt zich de conclusie op dat het resocialiseren van betr. niet mogelijk is gebleken binnen het huidige sanctie- en verlofbeleid waarmee betr. nu in een
situatie
is komen te verkeren dat hij in de derde kliniek op rij zit zonder uitzicht op een resocialisatietraject op afzienbare termijn en zonder veel mogelijkheden om de onderliggende stoornissen van betr. verder te behandelen. Dit is in de ogen van
onderzoeker
een erg onwenselijke situatie gezien het behandelverloop (-). Er lijkt geen behandelwinst meer te behalen binnen een gesloten setting”. Geadviseerd wordt om ten spoedigste met het resocialiseringsproces, dat door de Pompekliniek reeds in 2004
geïndiceerd werd geacht, te beginnen teneinde de impasse waarin de behandeling zich momenteel bevindt te doorbreken.
In de beslissing verlenging terbeschikkingstelling van de rechtbank Breda van 24 augustus 2006 is de termijn van klagers tbs verlengd met één jaar. De rechtbank acht het, gezien de deskundigenadviezen, noodzakelijk om over één jaar opnieuw te bezien in
hoeverre het resocialisatietraject van de grond is gekomen en hoe klager zich heeft ontwikkeld.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen moet de beslissing klager over te plaatsen naar de Mesdagkliniek als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Nu de bestreden beslissing op materiële
grond
dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt de Minister opdragen binnen uiterlijk één maand na ontvangst van en met
inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

Klager heeft een behandelachterstand opgelopen, nu ten gevolge van de hierbij onjuist bevonden beslissing van de Minister in de periode van 31 mei 2006 tot heden nauwelijks behandeling heeft plaatsgevonden en er geen resocialisatietraject tot stand is
gekomen. Voor een zodanig niet meer ongedaan te maken rechtsgevolg dient klager een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie stelt deze vast op € 250,= voor elke maand dat klager ten onrechte in de tbs-inrichting de Mesdagkliniek heeft
verbleven.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Zij bepaalt de aan klager te laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 250,= voor elke maand dat klager ten onrechte in de tbs-inrichting de Mesdagkliniek heeft verbleven.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 15 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven