Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0603/TB en 06/1021/TB, 20 september 2006, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/0603/TB en 06/1021/TB

betreft: [klager] datum: 20 september 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. C.F. Wassenaar, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 21 februari 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

en tegen een mondelinge beslissing van 18 april 2006,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing van 21 februari 2006.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 augustus 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.F. Wassenaar, en namens de Minister de heer [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen (DJI) van het ministerie van Justitie, en [...], hoofd van de afdeling Grittenveld te Hoogeveen.
Als toehoorder namens de Minister is aanwezig [...], werkzaam bij DJI.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
De Minister heeft op 21 februari 2006 beslist klager vanuit tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: De Kijvelanden) te plaatsen in een voorziening voor ongewenste vreemdelingen en illegaal verblijvenden van FPC Veldzicht (hierna:
vreemdelingenvoorziening van Veldzicht).

Op 18 april 2006 is klager mondeling meegedeeld dat hij zal worden geplaatst in de vreemdelingenvoorziening van Veldzicht te Hoogeveen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 14 augustus 2001 veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek van voorarrest en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing
van 16 april 2003 van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (V en I) is klagers vergunning tot verblijf voor onbepaalde duur ingetrokken en is klager tot ongewenst vreemdeling verklaard.
Klager is op 20 december 2004 opgenomen in De Kijvelanden. Deze inrichting heeft klager op 9 januari 2006 aangemeld voor plaatsing in een vreemdelingenvoorziening van Veldzicht. Op 21 februari 2006 is klager gehoord over het voornemen om hem in
bedoelde
voorziening te plaatsen. Vervolgens heeft de Minister dezelfde dag beslist klager in een vreemdelingenvoorziening van Veldzicht te plaatsen, welke beslissing op 1 maart 2006 aan klager is uitgereikt. Klager is op 18 april 2006 mondeling meegedeeld dat
hij wordt geplaatst in de vreemdelingenvoorziening Grittenveld te Hoogeveen. Klager is vervolgens op 21 april 2006 aldaar geplaatst.

3. De standpunten
Klager kan zich ten eerste niet verenigen met zijn plaatsing in een vreemdelingenvoorziening en ten tweede niet met zijn plaatsing in Grittenveld te Hoogeveen. Klager hoort als tbs-gestelde niet thuis in een vreemdelingenvoorziening, maar in een
tbs-inrichting, waarin overeenkomstig artikel 2 Bvt op resocialisatie gerichte behandeling plaatsvindt. De omstandigheid dat klager geen geldige verblijfstitel heeft en ongewenst is verklaard, kan daaraan niet afdoen, nu die maatregelen evenals de
tbs-maatregel zijn opgelegd ter bescherming van de openbare orde en de door de strafrechter opgelegde tbs dient te prevaleren. De nationale rechtsmiddelen tegen de beslissing tot intrekking van klagers verblijfstitel en zijn ongewenstverklaring zijn
uitgeput, op grond waarvan op 9 mei 2006 een klacht is ingediend bij het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM). Tot op heden verschuilen de beide betrokken Ministers zich achter elkaars bevoegdheden. Klager wordt daarvan de dupe, als de
beroepscommissie niet een poging zou wagen naast de Bvt tevens te kijken naar de Vreemdelingenwet. Weliswaar heeft de beroepscommissie geen toetsende bevoegdheid ten aanzien van beslissingen van de Minister van V en I, maar alleen vanuit het bedoelde
brede perspectief kunnen eerlijke besluitvorming en beoordeling daarvan plaatsvinden.
Klager bestrijdt dat hij verwijderbaar is zolang hem tbs is opgelegd. Dat volgens de Minister klagers verblijf in Veldzicht gericht zal zijn op beëindiging van de tbs, maakt klager niet uitzetbaar. Ook in het kader van het vreemdelingenrecht is klager
niet uitzetbaar. Klager heeft in het verleden gewerkt en kan op grond daarvan rechten ontlenen aan het Associatieverdrag Turkije en de Europese Unie. Op basis van de uitspraak van 11 november 2004 van het EHRM inzake Cetinkaya dient de overheid zich af
te vragen of zich omstandigheden hebben voorgedaan die een uitzetting niet langer rechtvaardigen. Deze omstandigheden liggen volgens klager in het ondergaan van een tbs-behandeling en het niet langer vormen van een actueel gevaar voor de openbare orde
nu hij al langere tijd toe is aan proefverlof. Daarmee dient de ongewenstverklaring geen redelijk doel meer en is de grondslag daaraan komen te ontvallen. Als de Minister daartoe geen beslissingsbevoegdheid heeft, had hij terzake navraag moeten doen
bij
de Minister van V en I alvorens te beslissen. Aangezien de Minister bedoelde navraag niet heeft gedaan, dient de beroepscommissie daartoe opdracht te geven omdat de bestreden beslissing thans onvoldoende is gemotiveerd.
De Minister heeft verder onvoldoende gemotiveerd dat in Turkije vervolgbehandeling beschikbaar zou zijn. Blijkens de brief van 26 april 2005 van het Directoraat-Generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken zijn in het verleden
verzoeken
aan Turkije tot overname van tbs-gestelden afgewezen, is men er vrij onbekend mee in Turkije en zal onderzoek naar de overnamemogelijkheid van de tbs-maatregel door Turkije enige tijd in beslag nemen. Zolang niet is gebleken van daadwerkelijk
beschikbare vervolgopvang, dient plaatsing in de vreemdelingenvoorziening van Veldzicht achterwege te blijven.
Het is voorts niet duidelijk of resocialisatie van klager daadwerkelijk niet in Nederland zou moeten plaatsvinden. De vertraging in zijn behandeling als gevolg van zijn plaatsing in een vreemdelingenvoorziening en de daarop volgende wachttermijn voor
herplaatsing in een tbs-inrichting behoort op dezelfde wijze te worden gecompenseerd als dit gebeurt ten aanzien van tbs-passanten.
Als resocialisatie in Nederland niet mogelijk is dient deze plaats te vinden in het buitenland. Blijkens de uitspraak van de Hoge Raad van 16 januari 1987 (NJ 1987, 405) beperkt de resocialisatiedoelstelling van de tbs zich niet alleen tot
resocialisatie in Nederland. Plaatsing van klager in een versoberde tbs-setting waarin geen uitvoering wordt gegeven aan de medische indicatie tot het verlenen van proefverlof is derhalve in strijd met artikel 2 Bvt. De opmerking van de Minister dat
klagers plaatsing in een vreemdelingenvoorziening juist is bedoeld om aan de plicht van artikel 2 Bvt te voldoen is een wassen neus. Nu klagers behandeling in feite is stopgezet en klager in een soort passantensetting verblijft, dient hij ook daarvoor
te worden gecompenseerd op een wijze die vergelijkbaar is met de voor tbs-passanten geldende regeling.
Klager wil het liefst in Nederland blijven, waar zijn kinderen en zijn ouders wonen. Voor het geval dit niet zou kunnen, heeft hij zich georiënteerd op mogelijkheden in Turkije en in dat kader verzocht om een overdracht via de Wet overdracht
tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS). Klager meent dat in Turkije een ambulante behandeling met hulp bij het vinden van werk en huisvesting zal volstaan. Klager had in de periode dat hij instabiel was een drang tot gokken. Nu hij stabiel is, heeft
hij die drang niet meer.

Namens de Minister is in beroep het volgende standpunt ingenomen.
De uitvoering van de tbs levert bij illegale vreemdelingen een probleem op, maar staat niet op gespannen voet met artikel 2 Bvt, nu deze wel dienstbaar is aan terugkeer in de maatschappij, alleen niet in de Nederlandse maatschappij, zodat het
verloftraject daarvan geen deel kan uitmaken. Juist daarom is in oktober 2004 een beleidskader opgesteld, waarbij is voorzien in een speciale vreemdelingenvoorziening, waar de benodigde psychiatrische en medische zorg wordt geboden, mede met oog op de
beoogde uitzetting.
Besluiten tot ongewenstverklaring en uitzetting zijn op grond van de Vreemdelingenwet 2000 met eigen waarborgen omkleed. Niet door de beroepscommissie, maar binnen de vreemdelingenrechtelijke procedure dient beslist te worden of klager aanspraak op
voortgezet verblijf kan maken. Voor de Minister is het een gegeven dat klager ongewenst is verklaard, dat dit tot in hoogste rechterlijke instantie in stand is gebleven en dat klager derhalve uitgezet zal moeten worden. Klagers v.i.-datum is nog niet
verstreken. Er is sprake van een rechtmatige vrijheidsbeneming. Het beleidskader van 2004 is het toetsingskader waartoe de beroepscommissie zich zou moeten beperken. Er is geen enkele aanleiding dit beleid onredelijk te achten. Er vindt intensieve
samenwerking plaats met de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) wat betreft verwijdertrajecten en therapeutische hulp die een tbs-gestelde in een tbs-setting nodig heeft. Gezien de ongewenstverklaring moet op een praktische manier naar uitzetting
gewerkt worden. Daarbij is er geen sprake van een nieuwe passantentermijn. De Bvt is van toepassing in Grittenveld.
Klager voldoet aan de criteria voor verblijf in een vreemdelingenvoorziening van Veldzicht. Klagers pathologie is gestabiliseerd. Met de Turkse autoriteiten wordt gesproken over het overnemen van de behandeling. Probleem daarbij is dat
persoonlijkheidsstoornissen als bedoeld in As II van de DSM-IV classificatie in Turkije niet behandeld kunnen worden. Dit betekent echter niet dat er niet een andere oplossing mogelijk zou kunnen zijn, waarbij de resocialisatie van klager gericht is op
stabilisering in het land van herkomst. Daarover wordt nog gesproken.
Zolang uitzetting nog niet mogelijk is, kan een langduriger verblijf binnen de tbs noodzakelijk zijn, hetgeen ter beoordeling van de verlengingsrechter is.
De Minister heeft niet beslist tot plaatsing van klager in Veldzicht met het oog op zijn plaatsing in de vreemdelingenvoorziening Grittenveld te Hoogeveen. Veldzicht heeft twee vreemdelingensettings, een op het terrein van Veldzicht zelf voor
behandeling van mensen met een psychotische aandoening en een soberder voorziening in Hoogeveen voor behandeling van mensen met een persoonlijkheidsstoornis. De Minister heeft beslist tot plaatsing van klager in een vreemdelingenvoorziening van
Veldzicht. Daartegen staat beroep open. Het hoofd van Veldzicht beslist vervolgens in welke voorziening plaatsing gerealiseerd wordt. De beslissing klager in Grittenveld te plaatsen is door het hoofd van Veldzicht genomen. Daartegen staat geen beroep
open.
Het beroep tegen de beslissing van 21 februari 2006 zal derhalve ongegrond zijn.
Het beroep tegen de beslissing van 18 april 2006 zal derhalve niet-ontvankelijk zijn.

Op verzoek van de Minister heeft de heer Bloem nog de volgende inhoudelijke toelichting gegeven.
Grittenveld heeft een volwaardige tbs-bestemming. Klager beschikt over een Turks paspoort en is ongewenst verklaard. Blijkens recent gevoerd multidisciplinair overleg, waarbij ook de maatschappelijk werker is betrokken, bestaat de wens klager opnieuw
te
diagnosticeren en stabiel te houden. In eerste instantie wordt bekeken in hoeverre het mogelijk is klagers tbs via een WOTS-procedure aan Turkije over te dragen. Turkije kent gedwongen opnames, maar de beoordeling van de delictgevaarlijkheid is daar
anders. De opnamemogelijkheid hangt af van de classificatie van de problematiek volgens As I of As II. In oktober 2005 is een Turkse psychiater in Nederland geweest, met wie de mogelijkheden van opname in de psychiatrie in algemene zin zijn besproken.
Er is een instelling in Istanbul, waar de nadruk op detentie ligt. Als het OM en de Turkse overheid niet akkoord gaan met een WOTS-overdracht, dan zal overdracht naar die psychiatrische instelling moeten plaatsvinden, waartoe een heldere diagnose
wenselijk is. In Nederland bestaat geen twijfel over klagers diagnose, maar de Turkse psychiatrie heeft een andere opvatting over wat hier als een persoonlijkheidsstoornis geldt. De maatschappelijk werker bekijkt kritisch de resocialisatiemogelijkheden
binnen het dwangkader in Turkije dat vergelijkbaar is met de Nederlandse tbs.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Omtrent personen aan wie de tbs-maatregel is opgelegd en die tevens illegaal in Nederland verblijven of tot ongewenst vreemdeling zijn verklaard, heeft de Minister, gelet op de onmogelijkheid voor deze groep personen om terug te keren in de Nederlandse
maatschappij, in zijn brief van 27 oktober 2004 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer zijn beleidsvoornemens kenbaar gemaakt (Tweede Kamer, 2004-2005, 29452, nr.13). Deze beleidsvoornemens komen er kortgezegd op neer dat voor illegalen en ongewenste
vreemdelingen met tbs een sobere voorziening wordt gecreëerd, die primair gericht zal zijn op uitzetting van de desbetreffende vreemdelingen en vanuit dat perspectief adequate verzorging biedt. In zijn brief van 29 april 2005 met kenmerk 5350499/05/DJI
aan de hoofden van de (niet-) justitiële tbs-inrichtingen heeft de Minister de criteria vastgelegd voor de selectie van patiënten zonder verblijfsstatus voor de landelijke voorziening in Veldzicht:
1. de patiënt moet verwijderbaar zijn. Dat wil zeggen dat de IND adviseert en in samenspraak met de medewerkers van de voorziening in Veldzicht beslist welke patiënten uit het huidige totale bestand uitzetbaar zijn;
2. de patiënt moet gestabiliseerd zijn waar het de (acute) pathologie betreft die uitstroom medisch onverantwoord zou maken;
3. in het land van herkomst moet zonodig een vervolgopvang beschikbaar zijn. Dit vereist goede samenwerkingsafspraken met de overheden en voorzieningen in de bestemmingslanden. Bestaande samenwerking zal optimaal worden benut.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de Minister in redelijkheid kunnen beslissen klager te plaatsen in een vreemdelingenvoorziening van Veldzicht.
Daarbij is in aanmerking genomen dat klager ongewenst is verklaard en dat alle nationale rechtsmiddelen daartegen zijn uitgeput, zodat hij uit Nederland verwijderd zal dienen te worden. Dit is een gegeven waarvan de Minister in redelijkheid uit heeft
mogen gaan. De beroepscommissie heeft geen enkele wettelijke bevoegdheid te treden in de rechtmatigheid van de ongewenstverklaring, waaraan niet kan afdoen dat klager een tbs-gestelde is en naar zijn mening om die reden niet ongewenst verklaard had
mogen worden of zou mogen blijven. Zij kan derhalve niet toekomen aan beantwoording van de vraag of en in hoeverre er op het gebied van het vreemdelingenrecht redenen bestaan voor voortgezet verblijf van klager in Nederland. De omstandigheid dat klager
een klacht bij het EHRM heeft ingediend kan daaraan niet afdoen. Evenmin is het aan de beroepscommissie om te bepalen in hoeverre klager vanuit strafrechtelijk oogpunt nog als een gevaar voor de maatschappij beschouwd moet worden, nog daargelaten dat
dit niet zal zijn getoetst tijdens zijn verblijf in De Kijvelanden omdat klager vanwege zijn ongewenstverklaring geen verlof zal zijn verleend. Mitsdien zijn de ongewenstverklaring van klager en de hem opgelegde tbs-maatregel een vaststaand gegeven,
waarvan de beroepscommissie uit moet gaan.
De bestreden beslissing is genomen volgens een speciaal voor ongewenst verklaarde tbs-gestelden als klager opgesteld beleid, waarbij verblijf in een speciale vreemdelingenvoorziening ter repatriëring voorop staat, gegeven de ongewenstverklaring. Zolang
de tbs voortduurt, is resocialisatie van klager in de Nederlandse maatschappij gegeven zijn ongewenstverklaring niet aan de orde en kan het niet onredelijk worden genoemd om hem in een speciale voorziening te plaatsen ter voorbereiding van de
uitzetting
die gericht zal zijn op resocialisatie in het land van herkomst. De omstandigheid dat op het moment van de plaatsing nog bekeken wordt in welke vervolgopvang klager in het land van herkomst geplaatst zal worden maakt niet dat de plaatsingsbeslissing
nog
niet genomen en/of niet gerealiseerd had mogen worden. Zoals ter zitting naar voren is gebracht zal klager, als een WOTS-overdracht niet mogelijk zal blijken te zijn, bezien worden op plaatsing in een psychiatrische setting in Istanbul.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager te plaatsen in vreemdelingenvoorziening van Veldzicht niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of
onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep tegen de beslissing van 21 februari 2006 zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van klagers plaatsing in de afdeling Grittenveld te Hoogeveen wordt het volgende overwogen. Bij bestemmingsaanwijzing van 6 december 2005 (5391242/05/DJI) is unit 6 van penitentiaire inrichting De Grittenborg te Hoogeveen aangewezen als
afdeling van Veldzicht. Dit betreft de vreemdelingenvoorziening Grittenveld te Hoogeveen. Vast staat dat de Minister enkel heeft beslist dat klager in een vreemdelingenvoorziening van Veldzicht wordt geplaatst, dat Veldzicht over twee
vreemdelingenvoorzieningen beschikt en dat het hoofd van Veldzicht heeft beslist dat klager op de afdeling Grittenveld is geplaatst.
Klager zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in het beroep tegen de beslissing van 18 april 2006.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de beslissing van 21 februari 2006 ongegrond en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van 18 april 2006.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. E. Rood-Pijpers en mr. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 september 2006

secretaris voorzitter

Naar boven