Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1584/GM, 6 oktober 2006, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1584/GM

betreft: [klager] datum: 6 oktober 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M.Th.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Oost (Penitentiair Ziekenhuis) te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 2 juni 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 augustus 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.Th.M. Zumpolle, en [...], inrichtingsarts.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 4 april 2006, betreft:
a. geen medewerking verlenen voor het laten invoeren van een statafel voor klager;
b. het niet verstrekken van medicinale cannabis (Cannaflor).

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Vooreerst wordt namens klager opgemerkt dat klager niet alle door de beroepscommissie aan hem toegezonden stukken heeft ontvangen. Klager beschikt niet over het meegezonden exemplaar van de
Haagkrant. Over de klacht wordt vervolgens opgemerkt dat klager op 19 maart 2006 is gearresteerd en op het politiebureau te Utrecht verbleef. Aldaar is hij bezocht door een arts die hem Cannaflor heeft voorgeschreven. Tevens moest klager elke dag een
half uur staan in verband met spitsvoetvorming. Op 21 maart 2006 is klager overplaatst naar het Penitentiair Ziekenhuis en heeft het consult van de arts van het politiebureau te Utrecht direct bij binnenkomst overhandigd. Door het ontbreken van een
statafel in het Penitentiair Ziekenhuis heeft klager 10 weken lang 23 uur per dag met pijn op bed gelegen. Zijn spieren en pezen zijn hierdoor zo ingekort dat klager niet meer op zijn rug kon liggen. Hij had hierdoor veel pijn in de rug en nek. De
statafel stond bij klager thuis. Klager heeft het invoerbriefje voor de statafel ingeleverd bij de directie. De medische dienst heeft niets ondernomen voor klager om de statafel te laten invoeren. Klager heeft de fysiotherapeut er aanvankelijk niet van
kunnen overtuigen dat een statafel voor hem van belang is. Pas op 3 juli 2006 is een statafel aangevraagd.
Bij binnenkomst in het Penitentiair Ziekenhuis is klager in eerste instantie toegestaan Cannaflor te gebruiken. Klager had zijn inhalator (vaporizer) niet bij zich en mocht de cannabis in een shag roken. Klager gebruikt al bijna acht jaar cannabis voor
de bestrijding van de pijn als gevolg van een dwarslaesie. De cannabis is in Utrecht verstrekt op voorschrift van een arts. Klager had bij binnenkomst in het Penitentiair Ziekenhuis een medisch paspoort bij zich waarin de door klager gebruikte
medicijnen worden vermeld, inclusief de cannabis. Het is de vraag of de directie de medische dienst van het medisch paspoort op de hoogte heeft gebracht. Na enkele dagen heeft de directie het gebruik van cannabis verboden. Indien de inrichtingsarts op
medische gronden Cannaflor voorschrijft, zal de directie dit niet met een verbod gebaseerd op de huisregels kunnen weerhouden. De medisch adviseur kan zich dan ook niet verschuilen achter het feit dat het gebruik van hasj/softdrugs in de inrichting
niet
is toegestaan. Klager heeft vele andere middelen die door de arts aan hem als alternatief werden aangeboden gebruikt, doch deze hielpen niet en hadden nare bijwerkingen. Na enige tijd heeft klager de medicatie gestaakt. Klager mag recentelijk cannabis
gebruiken maar is het niet eens met de voorwaarde waaronder gebruik is toegestaan. Klager is verplicht de cannabis in vloeibare vorm tot zich te nemen. Het gebruik van de vaporizer is niet toegestaan. Tevens moet klager voor het gebruik € 4,= per dag
betalen. Klager wil wel betalen conform de richtlijnen, maar is het er principieel niet mee eens. De medische dienst heeft onzorgvuldig gehandeld. Gelet op de recente richtlijn van 8 mei 2006 van de Minister van Justitie over medische cannabis tijdens
detentie dat uitgaat van continuïteit van zorg, het medisch paspoort van klager en het consult van de arts van het politiebureau te Utrecht, had de inrichtingsarts aan klager medicinale cannabis moeten voorschrijven. Klager meent derhalve dat het
beroep
gegrond moet worden verklaard.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Medisch gezien is er geen enkel bezwaar dat klager een statafel invoert. Het invoeren van een statafel in de inrichting is toegestaan. Klager is door de fysiotherapeut behandeld om spitsvoeten
te voorkomen. Het is niet noodzakelijk dat klager 23 uur per dag op bed blijft liggen. Klager kan in een stoel zitten. Een statafel is volgens het revalidatiecentrum overigens niet essentieel voor de behandeling van spitsvoeten. Uiteindelijk is hiertoe
wel besloten omdat een statafel een gunstiger effect bleek te hebben.
Klager had bij zijn opname in het Penitentiair Ziekenhuis medicatie bij zich, waaronder cannabis. Desgevraagd heeft de dienstdoende arts medegedeeld dat er vanuit medisch oogpunt geen bezwaar is tegen het gebruik van cannabis. Gezien het beleid van de
inrichting is verwezen naar de directie van de inrichting. De directie had aanvankelijk ook geen overwegende bezwaren. Later bleek echter dat het gebruik van cannabis in de inrichting niet is toegestaan. Dit is ook de inrichtingsarts medegedeeld en
vormde de aanleiding naar alternatieven te zoeken. Daarop is in overleg met een pijnspecialist aan klager andere medicatie voorgeschreven. Klager wenste deze medicijnen soms niet eens te proberen.
Bij dwarslaesiepatiënten is in het algemeen sprake van neuropathische pijnen, waarvan bekend is dat deze moeilijk te bestrijden zijn. Binnen de mogelijkheden van het Penitentiair Ziekenhuis wordt getracht klager zoveel mogelijk verlichting van klachten
te bieden. Recentelijk heeft de Minister van Justitie een nieuwe richtlijn uitgegeven omtrent de verstrekking van cannabis in detentie. Deze richtlijn is besproken met de directie. Het Penitentiair Ziekenhuis beoordeelt of deze richtlijn in
protocollaire vorm kan worden ingevoerd. Als klager aan alle voorwaarden voldoet en blijft aangeven niet met de pijnstilling zoals door de pijnspecialist geadviseerd baat te hebben, zal de inrichtingsarts zeker overwegen, indien daar de mogelijkheid
toe
bestaat, cannabis te verstrekken. Uiteindelijk is het voorschrijven van cannabis aan klager gestuit omdat klager het niet eens was met de wijze waarop hij cannabis mocht gebruiken en omdat hij voor het gebruik niet wilde betalen. Afhankelijk van de
wijze waarop de cannabis wordt ingenomen is te bepalen hoeveel werkzame stof door het lichaam wordt opgenomen. Indien de cannabis wordt gerookt is het noodzakelijk de patiënt in een aparte ruimte te zetten. Zeer recentelijk heeft de inrichtingsarts
vernomen dat er geen bezwaar is tegen het toedienen van cannabis door verneveling. De inrichtingsarts is niet bekend met het consult van de arts van het politiebureau te Utrecht. Het zou kunnen dat deze is zoekgeraakt.

3. De beoordeling
Ter zitting is door klager aangevoerd dat hij niet over alle door de beroepscommissie aan hem toegezonden stukken heeft kunnen beschikken. Een aantal documenten zijn hem door de inrichting niet uitgereikt. De beroepscommissie stelt voorop dat in het
kader van het fair play beginsel klager dient te beschikken over alle door de inrichtingsarts aan de beroepscommissie toegezonden stukken. De beroepscommissie gaat er van uit dat klagers advocaat wel over alle stukken heeft kunnen beschikken, zodat
klagers belang in deze niet is geschaad. Het niet uitreiken van alle stukken aan klager zal derhalve verder geen gevolgen hebben voor de beoordeling van onderhavig beroep.

a.
Klager heeft ter zitting gesteld dat hij een invoerformulier bij de directie heeft ingeleverd voor het invoeren van de statafel die klager thuis heeft staan. Uit de stukken en de ter zitting hierover door de inrichtingsarts gegegeven toelichting blijkt
dat het invoeren van een statafel niet op medische bezwaren van de medische dienst stuit en gewoon is toegestaan. Evenmin is gebleken dat de medische dienst betrokken is geweest bij de kennelijke weigering door de directeur de statafel in te voeren.
Het
handelen van de inrichtingsarts kan derhalve niet als onzorgvuldig worden aangemerkt. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Uit de stukken en de ter zitting gegeven toelichting is het volgende vast komen te staan. Klager is op 19 maart 2006 gearresteerd en ingesloten op het politiebureau te Utrecht. Aldaar is hij onderzocht door een arts die hem cannabis (Cannaflor) heeft
voorgeschreven. Op 21 maart 2006 is klager overgeplaatst naar het Penitentiair Ziekenhuis. Nadat klager de eerste dagen is toegestaan cannabis te roken – klager had zijn inhalator niet bij zich – heeft de directie de medische dienst bericht dat het
gebruik van cannabis in de inrichting niet is toegestaan. Dit vormde voor de medische dienst aanleiding alternatieve pijnstillers aan klager voor te schrijven, nadat hierover eerst overleg is gevoerd met de pijnspecialist van het Bronovoziekenhuis te
Den Haag.
De beroepscommissie stelt verder vast dat ten tijde van de indiening van de klacht door klager in april 2006 door de medische dienst van het Penitentiair Ziekenhuis geen beleid voorhanden was ten aanzien van de verstrekking van medicinale cannabis aan
gedetineerden. Dit betekent dat de inrichtingsarts een individuele beoordeling zal moeten maken ten aanzien van de medische noodzaak om aan klager medicinale cannabis voor te schrijven. Bij de te maken afweging zal hij gelet op het soort medicijn
tevens
dienen te betrekken het algemene verbod in de inrichting drugs te gebruiken, dat is gegrond op de orde en veiligheid in de inrichting. De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts bij de door hem gemaakte afweging niet onzorgvuldig heeft
gehandeld. Aan klager zijn immers vervangende medicijnen voorgeschreven en er is overleg gezocht met een pijnspecialist. In beroep voert klager aan dat hem eerder medicinale cannabis is voorgeschreven, onder meer na consult door de arts van het
politiebureau te Utrecht. Voor zover klager hiermee beoogt te stellen dat op de inrichtingsarts de verplichting rust ook in het Penitentiaire Ziekenhuis medicinale cannabis aan klager voor te schrijven, kan dat in zijn algemeenheid niet worden
aanvaard.
Het beginsel van continuïteit van zorg sluit niet uit dat de inrichtingsarts tot een ander medicatiebeleid besluit. Inmiddels is gebleken dat ten aanzien van het voorschrijven van medicinale cannabis aan gedetineerden sprake is van voortschrijdend
inzicht. Zo heeft de Minister van Justitie op 8 mei 2006 met nummer 5350670/06/DJI een richtlijn vastgesteld omtrent de verstrekking van medicinale cannabis tijdens detentie die er op neer komt dat onder strikte voorwaarden verstrekking mogelijk is.
Gebleken is dat de inrichtingsarts hieraan meewerkt, hetgeen betekent dat aan klager medicinale cannabis kan worden verstrekt, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a en b ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, L.E.M. Kleipool en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 oktober 2006

secretaris voorzitter

Naar boven