Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1737/GA, 25 oktober 2006, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1737/GA

betreft: [klager] datum: 25 oktober 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 juni 2006 van de beklagcommissie bij de locatie De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 september 2006, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, is gehoord [...], unit-directeur bij de locatie De Marwei.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van twee dagen, in verband met een uitgebreid onderzoek naar verdwenen voorwerpen op de afdeling.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Uit de mededeling die is uitgereikt komt het woord ordemaatregel nergens voor, wel twee dagen uitsluiting van rechtsactiviteiten en afzondering op cel. Er mag niet van worden uitgegaan dat klager van deze mededeling zou moeten en kunnen afleiden dat
het
hier gaat om een ordemaatregel. Als de directeur artikel 57, eerste lid onder a en b (de beroepscommissie leest hier onder b en c), van de Pbw correct had gehanteerd, waarin staat dat klager eerst gehoord had moeten worden voor het uitreiken van de
mededeling, was het duidelijk geweest dat het een ordemaatregel betrof. Dat er compensatie heeft plaatsgevonden in de vorm van € 2,= is onjuist, die heeft klager nimmer ontvangen.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er waren voorwerpen verdwenen op de afdeling, waaronder een biljartbal. Daarnaast speelde de situatie dat er dreigementen waren geuit tegen een piw’er. Er was bijvoorbeeld een schijnbeweging met een keu gemaakt achter die piw’er langs. Dezelfde dag is
de biljartbal weer gevonden. Het betreft afdeling A van het huis van bewaring, waar 94 gedetineerden verblijven. Allen zijn ingesloten en kort daarna schriftelijk ge?nformeerd over de inspectie. Direct na de vondst van de biljartbal is de maatregel
opgeheven. Deze heeft ongeveer van 09.00 uur tot 15.00 uur geduurd. Er zijn geen andere klachten over geweest. In overleg met de gedeco zijn de gedetineerden gecompenseerd met een keer extra lucht en € 2,=. Het geld is niet aan de gedetineerden
gegeven,
maar was bestemd voor de afdelingsactiviteit, een barbecue. Gedurende de afzondering is er geen gedetineerdenverkeer mogelijk. Dat is ook de reden dat klager niet mocht bellen. Hij heeft overigens niet aangegeven dat er een noodzaak zou zijn om te
bellen.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 57, derde lid, van de Pbw kan het horen voorafgaand aan een beslissing tot plaatsing in afzondering achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.
De beroepscommissie stelt vast dat er een afdelingsbrede inspectie heeft plaatsgevonden, nadat de vermissing van voorwerpen, waaronder een biljartbal, was geconstateerd. Alle gedetineerden van de afdeling zijn ingesloten en kort daarna schriftelijk
ge?nformeerd.
De spoedeisende aard van de inspectie brengt met zich mee dat niet alle gedetineerden voorafgaand aan de ordemaatregel kunnen worden gehoord. Aangezien de maatregel is opgeheven nadat de biljartbal was gevonden, heeft deze niet langer geduurd dan
noodzakelijk was. Klager heeft de € 2,= niet persoonlijk gekregen, omdat dit bedrag na overleg met de gedeco is besteed aan een afdelingsactiviteit.
De beroepscommissie is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de beslissing van de directeur niet in strijd is met de wet en,bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep
zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 25 oktober 2006

secretaris voorzitter

Naar boven