Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0441/GM, 6 oktober 2006, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/0441/GM

betreft: [klager] datum: 6 oktober 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. H.E.G. Peters, advocaat te Geleen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Berg te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 februari 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 augustus 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.E.G. Peters. De inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Berg is zonder bericht
van
verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 21 oktober 2005, betreft het voorschrijven van een te hoge dosering methadon.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Vast is komen te staan dat bij binnenkomst in het h.v.b. Nieuw Vosseveld aan klager een te hoge dosering methadon is verstrekt. Aan hem zijn 21 tabletten à 5 mg verstrekt terwijl hij in de
methadonpost te Heerlen 60 mg gebruikte. Reeds voordat klager in detentie kwam is hij in overleg met het CAD Zuid-Limburg de gebruikte hoeveelheid methadon gaan afbouwen naar 40 ml.
Klager arriveerde 19 september 2005 ’s-avonds in het h.v.b. Nieuw Vosseveld. Hij kon niet controleren hoeveel methadon hij kreeg omdat de methadon werd opgelost. De volgende ochtend is klager opgeroepen door de medische dienst. Klager werd medegedeeld
dat hij 21 tabletten van 5 ml methadon ontving. Klager heeft gemeld dat hij voor zijn detentie al wilde afbouwen tot 40 mg. De arts verbeterde zich daarop en zei dat hij 12 tabletten zou ontvangen. Klager vertrouwde de inrichtingsarts op deze
mededeling. Een paar dagen later is hij overgeplaatst naar de locatie De Berg te Arnhem.
Door de te grote dosering heeft klager zich een groot aantal dagen zeer ziek gevoeld. Al na vijf of zes dagen begon klager bloed te plassen. Hij was niet meer in staat fatsoenlijk te functioneren. Hij voelde zich ziek en heeft dit ook aan de medische
dienst aangegeven. Verder is hij als gevolg van duizelingen enkele malen gevallen en heeft daarbij letsel opgelopen aan hoofd en armen. Ook heeft hij last gehad van een moeilijke stoelgang. Hij is fors afgevallen en het heeft lang geduurd voordat hij
weer was hersteld. De arts zei dat klager nierstenen had en adviseerde hem veel water te gaan drinken. Klager vernam pas na zijn overplaatsing naar locatie De Berg te Arnhem op 10 oktober 2005 hoe hoog de dosering is geweest. De klacht richt zich niet
tegen de inrichtingsarts van de locatie De Berg. Voor zijn detentie gebruikte klager heroïne in wisselende hoeveelheden tot een maximum van 1 gram.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt niet toegelicht.

3. De beoordeling
In het aanvullend beroepschrift van klager van 8 juni 2006 en ter zitting van de beroepscommissie is namens klager verklaard dat de klacht betrekking heeft op het medisch handelen van de inrichtingsarts van het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuw
Vosseveld
en niet op het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie De Berg. Gelet hierop dient klager niet-ontvankelijk in zijn klacht te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, L.E.M. Kleipool en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 oktober 2006

secretaris voorzitter

Naar boven