nummer: 06/1452/GM
betreft: [klager] datum: 6 oktober 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 23 mei 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 augustus 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. K. Wijnmalen en [...], inrichtingsarts. Klager is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 28 juli 2005, betreft het niet verhelpen van klagers rugklachten en het voorschrijven van verkeerde medicatie waardoor complicaties ontstonden.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Het aangeleverde dossier is rommelig en de bemiddelingsprocedure is chaotisch en onzorgvuldig verlopen. Op de klacht van 28 juli 2005 is door de medisch adviseur zeer traag gereageerd. Op de brieven van
de raadsman is nauwelijks gereageerd. De “amicebrief”P van de medisch adviseur aan de inrichtingsarts is procedureel niet juist. Klager vraagt zich af wat de bemiddelingsfunctie inhoudt. Ook inhoudelijk is de medisch adviseur niet ingegaan op de
klacht.
De medisch adviseur is niet onpartijdig en er heeft geen hoor en wederhoor plaatsgevonden. Klager meent dat de beroepscommissie zich hierover moet uitlaten. Klager zal deze kwestie voorleggen aan de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer en
hierbij de door de voorzitter van de beroepscommissie ter zitting gemaakte opmerkingen betrekken.
Klager loopt al maanden rond met rugklachten. Hij heeft daarvoor verschillende, naar achteraf bleek verkeerde medicijnen ontvangen. Hierdoor zijn complicaties ontstaan. Klager spuwde bloed en er bleken drie bloedstollingen in zijn maag te zitten.
Aanvankelijk zei de arts dat het een maagbloeding betrof. Later vertelde hij dat het door verkeerde medicatie was ontstaan en weer later door een bacterie. Klager heeft veel pijn aan zijn rug. De arts en fysiotherapeut zeggen niets meer voor klager te
kunnen doen. Klager heeft slaapmedicatie gekregen en spierverslappers terwijl de arts weet dat één van zijn rugwervels is verschoven en een zenuw klem zit. Klager is ten einde raad en begint hierdoor psychische klachten te krijgen. Klager heeft veel
last van zijn rug wat zich uit in het constant voorover gebogen lopen onder een hoek van 60 graden. Hij kan niet op een fatsoenlijke manier zitten en liggen. Hij kan niet op een normale manier functioneren. Klager verbaast zich over het gegeven advies
sportoefeningen te doen. Klager heeft al van alles ondernomen. Een volgende stap zal zijn een orthopdisch manueel therapeut. Klager is niet adequaat behandeld.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De inrichtingsarts heeft op 13 september 2005 gereageerd op de klacht richting de medisch adviseur. Klager heeft vanaf binnenkomst in de inrichting eind april 2005 aangegeven dat hij hevig
uitstralende rugklachten heeft. Zijn klachten en ook zijn looppatroon waren zodanig dat geen enkele bekende aandoening daarvoor een patho-fysiologische verklaring geeft. Er waren geen objectiveerbare neurologische symptomen. Klager is medicamenteus
behandeld en er heeft een verwijzing plaatsgevonden naar de neuroloog van het St. Franciscus Gasthuis. Klager is verschillende keren bij de neuroloog geweest. De brief van 20 september 2005 van de neuroloog ziet op de in juli 2005 verichtte
onderzoeken.
Indien de schriftelijke uitslag lang op zich laat wachten wordt doorgaans telefonisch contact opgenomen. De conclusie van de neuroloog was een lumbago zonder wortelcompressie, waarschijnlijk myogeen van aard. Zijn advies was conservatief beleid met
pijnstilling en spierversterkende oefeningen. Dit advies is gevolgd en daarnaast is klager voor een advies ten aanzien van de pijnbestrijding verwezen naar de pijnpoli. Hij is daar door de anesthesioloog onderzocht en behandeld. Klager reageerde op
geen
enkele medicatie. Hoewel volgens de standaarden over rugklachten een verwijzing wordt ontraden, is hij toch naar de pijnpoli verwezen. Over een zwemadvies is niets bekend, het lijkt voor een gedetineerde een zeer onwaarschijnlijk en onpraktisch advies.
Ook over een speciale kraker is geen advies ontvangen. Gedurende het verblijf van klager in het h.v.b. Rotterdam bestaat sterk de indruk dat met name het theatrale, bizarre looppatroon van klager de oorzaak van de klachten is. Dit was voor klager
echter
geheel onbespreekbaar. Klager is zeer uitvoerig onderzocht en adequaat behandeld.
3. De beoordeling
Namens klager is ter zitting aangevoerd dat de bemiddeling door de medisch adviseur procedureel onzorgvuldig is geweest. De medisch adviseur is niet onpartijdig en er heeft geen hoor en wederhoor plaatsgevonden. Verder is de medisch adviseur niet
ingegaan op de inhoud van de klachten van klager. Klager meent dat de beroepscommissie het voorgaande bij haar beoordeling op de klacht dient te betrekken. Gegeven de bepalingen van hoofdstuk 7 van de Pm is de beroepscommissie op geen enkele wijze
bevoegd te oordelen over de bemiddeling door de medisch adviseur. De procedure voor de beroepscommissie is gericht op het beslechten van het tussen partijen gerezen geschil over het medisch handelen van de inrichtingsarts, waarbij partijen over en weer
in de gelegenheid worden gesteld hun standpunten toe te lichten.
Uit de stukken waaronder het medisch dossier is gebleken dat de medische dienst sinds klagers binnenkomst in het h.v.b. Rotterdam veelvuldig aandacht heeft besteed aan klagers rugklachten. Hij is gezien door de inrichtingsarts en verwezen naar de
neuroloog van het St Franciscus Gasthuis. De inrichtingsarts heeft het advies van de neuroloog het conservatieve beleid te continueren opgevolgd en heeft klager verder verwezen naar de pijnpoli. Aan klager zijn verder pijnstillers verstrekt. Uit de
stukken is niet kunnen blijken dat door de inrichtingsarts verkeerde medicijnen zijn voorgeschreven. Tegen de achtergrond van het vorenstaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als onzorgvuldig en in strijd met de in
artikel
28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, L.E.M. Kleipool en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 oktober 2006
secretaris voorzitter