Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1007/GM, 6 oktober 2006, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1007/GM

betreft: [klager] datum: 6 oktober 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 30 maart 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 augustus 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is de raadsvrouw van klager, mr. Huvers, gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen,
is hij niet ter zitting verschenen. De inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis Veenhuizen heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 december 2005, betreft:
a. het niet verstrekken van een matras (overdag) in de isoleercel;
b. het stellen van een verschillende diagnoses.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. De medisch adviseur meent dat de verstrekking van een matras een beslissing van de directeur betreft. Dat is onjuist. Er is drie maal gebeld met de medische dienst over het matras. Eerst werd
aangegeven dat omtrent de rugklachten niets in het medisch dossier stond vermeld. Daarna werd geadviseerd dat klager lichaamsoefeningen kon doen in de isoleercel om van zijn rugklachten af te komen, terwijl klager al 15 jaar lang last heeft van
chronische rugklachten. Zijn wervel (L5) is versleten; dit is al in de penitentiaire inrichting in Alphen aan den Rijn erkend. Klager verwijst naar eerdere uitspraken van de beroepscommissie hierover. Klager heeft gevraagd om een matras voor overdag,
maar dat is hem geweigerd.
De waarnemend arts contstateerde longontsteking nadat hij drie dagen lang ziek en met hoge koorts onder de dekens lag. De medische dienst heeft klager niet opgeroepen of bezocht. Pas op de vierde dag is klager opgeroepen door de inrichtingsarts. Hij
constateerde dat er niets aan de hand was en gaf aan onmiddelijk te stoppen met antibioticum. Klager heeft de kuur toch afgemaakt omdat hij zich na gebruik iets beter voelde. De inrichtingsarts heeft niet adequaat gehandeld doordat verschillende
adviezen worden gegeven. Eerst wordt telefonisch antibioticum voorgeschreven en daarna wordt geadviseerd het gebruik te stoppen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft in de nacht van 8 en 9 december 2005 de medische dienst laten bellen in verband met hoestklachten. De dienstdoende arts stelde telefonisch de diagnose pneunomie. Nog geen tien uur
later is klager op 9 december 2005 door de inrichtingsarts onderzocht. Er was geen enkele reden om de diagnose pneumonie te overwegen en behandeling was dan ook niet nodig. Dit is aan klager uitgelegd en hem is voorgesteld na het weekend terug te komen
voor controle. Klager is niet verschenen. De dienstdoende arts is in gebreke. De klacht over het verstrekken van een matras is een aangelegenheid van de directie.

3. De beoordeling
a.
Op grond van artikel 18, tweede lid van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen kan de directeur bepalen dat de gedetineerde in een strafcel gedurende de dag de beschikking krijgt over een matras. Klager stelt – onweersproken –
dat hij drie maal een verzoek heeft gericht aan de medische dienst omtrent het verstrekken van een matras. Onduidelijk is hoe de medische dienst op deze verzoeken heeft gereageerd. Aangezien de directeur op grond van voormelde Regeling een belissing
dient te nemen over het verstrekken van matrassen, ligt het op de weg van de medische dienst de verzoeken van klager voorzien van een advies door te sturen naar de directeur. Dit is evenwel door de inrichtingsarts niet gesteld of gebleken. Nu de
inrichtingsarts verder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid ter zitting hieromtrent een nadere toelichting te geven, moet worden uitgegaan van de gegrondheid van de klacht. Gelet hierop dient het handelen van de inrichtingsarts als
onzorgvuldig te worden aangemerkt. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

b.
Uit de stukken waaronder het medisch dossier is gebleken dat in de nacht van 8 op 9 december 2005 een waarnemend arts is gewaarschuwd. Deze arts stelde telefonisch de diagnose pneunomie en schreef een antibioticum voor. Op 9 december 2005 is klager
door
de inrichtingsarts onderzocht en deze concludeerde dat er geen sprake is van pneunomie en er geen aanleiding was om antibiotica voor te schrijven. De beroepscommissie is van oordeel dat voormeld handelen van de inrichtingsarts niet onzorgvuldig is. De
kennelijk door de waarnemend arts verkeerd gestelde diagnose is nog dezelfde dag door de inrichtingsarts hersteld. Niet is gebleken dat klager hierdoor hinder heeft ondervonden. In strijd met het door de inrichtingsarts gegeven advies is klager het
antibioticum zelfs blijven innemen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het nalaten advies uit te brengen ten aanzien van het verzoek om een matras in de isoleercel (overdag) gegrond.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van het onzorgvuldig handelen in verband met het stellen van een onjuiste diagnose ongegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt verstrekt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, L.E.M. Kleipool en Prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 oktober 2006

secretaris voorzitter

Naar boven