Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1768/GA, 25 september 2006, beroep
Uitspraakdatum:25-09-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1768/GA

betreft: [klager] datum: 25 september 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 juni 2006 van de beklagcommissie bij de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Amerswiel te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2006, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. R.J. Ottens, en de heer [...], unit-directeur bij voormelde b.b.i.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van negen dagen opsluiting in een strafcel, wegens ernstige bedreiging van een medegedetineerde en het in gevaar brengen van de orde en veiligheid binnen de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft het gevoel dat de beklagcommissie hem niet goed heeft begrepen. Zijn standpunt bevat drie punten, namelijk dat hij ten onrechte is gestraft, dat hij ter herselectie is aangeboden en dat zijn straf een dag te lang was. Het laatste punt is
ingetrokken omdat klager een dag eerder uit de strafcel is gehaald.
Het gaat in beroep om het feit dat aan klager een straf is opgelegd. Deze straf is gebaseerd op de verklaring van degene die klager met de stoel heeft geslagen. Er was op dat moment niemand anders bij. In een strafzaak zou dat onvoldoende zijn. Klager
voelt zich een slachtoffer in deze zaak.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De rapportage liegt er niet om. Klager is vaak in verband gebracht met drugs. De aanleiding van het incident van 4 april 2006 heeft ook met drugs te maken. Klager had de indruk dat er door medegedetineerden over hem was geklaagd. Dat was ook zo en daar
was klager boos over. De locatie Amerswiel bestaat uit woonhuizen waarin zes tot acht gedetineerden verblijven.
Op 4 april 2006 was klager zijn eten aan het klaarmaken met een mes. De penitentiair inrichtingswerkster (p.i.w.-ster) ging even weg voor overleg met een collega. Zij waarschuwde de aanwezige gedetineerden dat zij zich rustig moesten houden. Even later
hoorde zij lawaai, waarop zij terugliep en constateerde dat er een handgemeen was. De p.i.w.-ster heeft de heren uit elkaar gehaald. Klager zegt dat hij werd aangevallen, terwijl de medegedetineerde aangeeft dat hij zich verweerde omdat klager hem
bedreigde met een mes. Dit is overigens door klager niet ontkend. Klager bloedde en is naar het ziekenhuis gebracht. De behandeling is het ziekenhuis is nodig om te constateren wat er aan de hand is in verband met een eventuele aangifte. De
medegedetineerde hoefde niet naar het ziekenhuis. Zowel klager als de medegedetineerde zijn gestraft voor dit voorval. Klager is op 4 april 2006 om 19.30 uur op basis van het bewaardersarrest ingesloten.

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat er, ondanks de uitdrukkelijke waarschuwing van een p.i.w.-ster in verband met de grimmige sfeer, een confrontatie is ontstaan tussen klager en een medegedetineerde. Als de p.i.w.-ster niet had ingegrepen was het geëscaleerd.
Niet is vast te stellen wat er precies is gebeurd voordat de p.i.w.-ster ter plaatse kwam en ingreep. Niettemin is door dit voorval de orde en veiligheid in de inrichting in gevaar gebracht. Zowel klager als de medegedetineerde zijn daarvoor gestraft.
De beroepscommissie is, de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat de beslissing van de directeur redelijk en billijk moet worden geacht. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 25 september 2006

secretaris voorzitter

Naar boven