Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1585/GA, 25 september 2006, beroep
Uitspraakdatum:25-09-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1585/GA

betreft: [klager] datum: 25 september 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Baijens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 juni 2006 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2006, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de locatie Zoetermeer.
Klagers raadsman arriveerde na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting en is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt schriftelijk toe te lichten. Op 4 september 2006 heeft de beroepscommissie de schriftelijke toelichting van de raadsman
ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het drie keer niet verstrekken van voorgeschreven medicatie, gedurende een periode van vier maanden;
b. een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een strafcel, wegens het doen van zowel seksueel intimiderende als bedreigende uitspraken.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager gebruikt veel medicijnen, waaronder Prozac, valium en hartmedicatie. Klager heeft deze medicatie gedurende vier maanden gemiddeld drie keer per week niet gekregen. Als klager bij de medische dienst was geweest, ging het weer een dag goed. De
medicatie is voorgeschreven door de medische dienst. Het stond op een kar die de afdeling werd opgereden. Klager moest het dan maar ophalen, maar dat kan niet als je op cel zit. Voordat klager de medicijnen kon pakken werd de kar weer weggereden.
Klager
heeft bij de bewaarders en het afdelingshoofd aangegeven dat hij zijn medicatie wilde hebben. Hij wilde het probleem oplossen en heeft daarom zelf medicijnen laten invoeren, terwijl hij wist dat het fout was. Klager heeft de pil aan het personeel laten
zien. Nu krijgt klager zijn medicatie wel, maar het gaat slecht met klager. Hij loopt bij Parnassia en kan niet werken.
Klagers televisie moest van zijn cel af en tegen degene die hem kwam helpen zei hij: “Bedankt schat”. Dat was voor klager geen vreemde opmerking. Hij bedoelde daar niets mee. De penitentiair inrichtingswerkster (p.i.w.-ster) gaf aan dat zij daar niet
van was gediend. Daarop heeft klager gezegd dat zijn eigen vrouw en kinderen zijn echte schat zijn en dat de p.i.w.-ster zijn cel uit moest. Hij heeft daarbij niet gedreigd. Toen ze de cel verliet zei hij: “We zien elkaar nog wel”. Hiermee bedoelde hij
dat hij haar in de inrichting nog zou zien.

Klagers raadsman heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
De klacht van klager dat hij geen althans onvoldoende medicatie kreeg toegediend, had verstrekkende gevolgen. Het personeel van de locatie Zoetermeer constateerde dat klager enige valiumtabletten van familieleden had ontvangen. Daardoor belandde klager
verder in een neerwaartse spiraal. Eerst werd hem een cellulaire opsluiting opgelegd, waarna een conflictueuze woordenwisseling met het personeel volgde, met de maatregel van isolatie tot gevolg. Zijn echtgenote werd de toegang tot de inrichting
tijdelijk ontzegd. Klager kwam vervolgens niet meer in aanmerking voor een inrichting met een lichter regime of elektronisch toezicht. De gevolgen voor klager zijn zeer ingrijpend geweest. Hij bevond zich in een volstrekt afhankelijke positie. Tijdige,
mitsdien regelmatige en juiste dosering van medicatie is voor klager essentieel. De raadsman heeft een verklaring van de huisarts terzake van de medicatie overgelegd. Ter zitting erkende de directeur dat de verstrekking van medicatie aan klager
ontoereikend zou zijn geweest. De rechten van klager zijn geschonden. Klager heeft als gevolg van deze schendingen ernstige schade ondervonden, zowel lichamelijk als psychisch, in zijn welzijn en aan zijn gezondheid. Klager verzoekt de beslissingen te
vernietigen en de klacht ontvankelijk te verklaren met bepaling van een passende vergoeding.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft eerst een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opgelegd gekregen. Daarna kreeg hij in plaats van voornoemde straf een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel.
De medicatieverstrekking is mensenwerk, dus het kan een keer mis gaan. Er is destijds meteen navraag naar gedaan bij de medische dienst maar dat leverde niets op. De medicatie wordt uitgereikt door een p.i.w.-er. De door klager ingevoerde pillen kwamen
aan het licht toen het personeel aan klager vroeg zijn mond te openen. Klager is onder behandeling van een psychiater en de medicijnen die daarbij zijn voorgeschreven worden afgebouwd. Dan is het onwaarschijnlijk dat klager gedurende vier maanden drie
keer per week zijn medicatie niet heeft gekregen op het moment dat hij het wel had moeten krijgen.
Met betrekking tot de disciplinaire straf merkt de directeur op dat de p.i.w.-ster door klager geen “schat” meer wilde worden genoemd. Het rapport is opgemaakt ten aanzien van de bedreigende uitlatingen die klager heeft gedaan, niet voor het zeggen van
“schat”. De p.i.w.-ster heeft de opmerking “Ik zie je wel weer” als bedreigend ervaren.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a.
Artikel 42, vierde lid, onder a, van de Pbw bepaalt dat de directeur zorg draagt voor verstrekking van de door de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger voorgeschreven medicijnen. De medicijnen worden uitgereikt door een p.i.w.-er.
Daarnaast stond klager onder controle van een psychiater. De beroepscommissie acht onvoldoende aannemelijk dat klager gedurende vier maanden gemiddeld drie keer per week zijn medicatie niet heeft gekregen. Het beroep zal ten aanzien van dit onderdeel
ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel b.
De beroepscommissie acht aannemelijk dat klager zich dreigend heeft uitgelaten jegens een p.i.w.-ster door haar te zeggen dat zij een slechte aan hem zou hebben als hij buiten zou komen of worden van gelijke strekking. De beslissing van de directeur om
aan klager een disciplinaire straf op te leggen is, gelet op het vorenstaande, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Overigens dient het personeel te zijn gevrijwaard van uitlatingen zoals “schat”.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beide onderdelen ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en L. Diepenhorst MPA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 25 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven