Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2161/GV, 3 oktober 2006, beroep
Uitspraakdatum:03-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2161/GV

betreft: [klager] datum: 3 oktober 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 augustus 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Als reden voor de afwijzing van de verlofaanvraag wordt vermeld dat het verlofadres niet goedgekeurd is
omdat de hoofdbewoner ooit veroordeeld schijnt te zijn voor straatroof. Deze feiten zijn geheel onjuist. Het adres dat waarschijnlijk is opgegeven is het adres van de moeder van klagers vrouw, die mede hoofdbewoner is. Blijkbaar is het adres van zijn
schoonmoeder opgegeven, het adres waar klager woonde tijdens de zwangerschap van zijn vrouw. Klager kan zich niet voorstellen dat zijn schoonmoeder, hoofdbewoner, ooit veroordeeld is voor straatroof. Er moet sprake zijn van een misverstand. Na de
geboorte hebben klager en zijn vrouw huisvesting gekregen van zijn moeder om samen met zijn gezin afscheid te nemen van zijn verleden. Klager geeft daarom dit nieuwe adres op als verlofadres.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. In zijn beroep richt klager zich op het verlofadres, zijns inziens moet er sprake zijn van een misverstand. De moeder van zijn vrouw is mede de hoofdbewoner van het opgegeven pand. De
politie heeft zich wellicht vergist en zich gericht op een andere hoofdbewoner met een strafverleden. Verder geeft klager aan dat er nu sprake is van een ander verlofadres. Gezien deze hele situatie lijkt het het meest verstandig dat klager een nieuwe
verlofaanvraag indient met het nieuwe verlofadres. Dit adres zal dan ook uiteraard gecontroleerd worden en vervolgens zal deze verlofaanvraag door de Minister in behandeling genomen worden. Het gegeven dat klager een tweetal taakstraffen in 2005 niet
heeft uitgevoerd, zonder enige vorm van berichtgeving, zal in de besluitvorming meegewogen worden zijnde de factor “betrouwbaarheid” van klager.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van de afdeling voor psychologisch onvolwassenen Noordsingel te Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De officier van justitie bij het
arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verlofverlening. De politie Rotterdam Rijnmond heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen de verlofverlening. Het Coördinatiebureau te Rotterdam heeft negatief
geadviseerd
ten aanzien van de verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 13 maanden met aftrek, wegens diefstal, diefstal onder verzwarende omstandigheden en diefstal met geweld of bedreiging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 oktober 2006. Aansluitend
dient hij een vervangende hechtenis te ondergaan van 20 dagen, wegens het niet uitgevoerd hebben van een tweetal taakstraffen.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal twee verlofaanvragen indienen.

Gebleken is dat het opgegeven verlofadres heden op bezwaren stuit. Bovendien bestaat er geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof omdat klager in 2005 zonder bericht twee taakstraffen niet heeft uitgevoerd. De beroepscommissie is van oordeel
dat met name eerstgenoemde omstandigheid een dusdanige contra-indicatie vormt voor verlofverlening dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister bij afweging
van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder d en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Klager geeft in beroep een nieuw verlofadres op. De politie heeft dit adres echter nog niet kunnen toetsen. Dit kan gebeuren in het kader van een nieuwe verlofaanvraag. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schinkel, secretaris, op 3 oktober 2006

secretaris voorzitter

Naar boven