Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2215/GV, 2 oktober 2006, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2215/GV

betreft: [klager] datum: 2 oktober 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 augustus 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Klager heeft zich op 22 maart 2006 om verschillende redenen aan detentie onttrokken, welke hij indien gewenst liever mondeling toelicht. Klager is op 1 april 2006 weer ingesloten. Hij heeft hierna een verlofaanvraag ingediend die is afgewezen op grond
van de onttrekking aan detentie. Op 30 augustus heeft klager weer een afwijzing op zijn verlofaanvraag ontvangen. Wat de selecteur met betrekking tot het verlofadres bedoelt is klager niet duidelijk. Zijn verlofadres is op een woonwagenkamp. Om die
reden wordt zijn verlofaanvraag afgewezen, ondanks het feit dat hij al eerder op verlof is geweest naar hetzelfde adres. In de afwijzing staat dat klager niet van verlof is teruggekomen. Dit is niet juist. Klager is van zijn werk weggegaan en dit heeft
hij aan het personeel van de halfopen inrichting gemeld. Klager heeft inmiddels een intake gehad bij Kairos en staat daar nu onder behandeling. Verder staat klager onder doktersbehandeling in het Radboudziekenhuis in Nijmegen. Het verlof is zeer
belangrijk voor hem. Nu moet klager met handboeien en soms met andere voorzorgsmiddelen naar het ziekenhuis voor onderzoeken zonder dat zijn ouders daarbij kunnen zijn. Als het verlof goedgekeurd zou zijn dan mag klager op eigen gelegenheid het
ziekenhuis bezoeken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager was eerder deze detentie geplaatst in een beperkt beveiligde inrichting. Hier is hij op 23 maart 2006 niet teruggekeerd van een aan hem verleend regimair verlof. Klager stond als voortvluchtig geregistreerd en is op 1 april 2006 aangehouden door
de politie. Ondanks dat een aantal verloven kennelijk wel goed is verlopen heeft klager zich toch niet kunnen houden aan de met hem gemaakte afspraken. Klager verblijft momenteel in een TR inrichting en bij hem is een RISc afgenomen. Volgens een
schrijven van het Coördinatiebureau Terugdringen Recidive (TR) stond klager op de wachtlijst voor Kairos om daar een behandeling te ondergaan. In de afwijzing van de verlofaanvraag staat ook heel duidelijk vermeld dat eerst een start dient te worden
gemaakt met de behandeling bij Kairos, om daarmee het recidiverisico te verminderen. Klager heeft door zijn onttrekking heel duidelijk laten blijken nog niet met de aan hem toevertrouwde vrijheden om te kunnen gaan. Gelet op zijn gedrag is het heel
goed
mogelijk dat er niet direct contra-indicaties zijn voor deze verlofaanvraag. De Minister is echter van mening dat de directie wel erg gemakkelijk voorbij gaat aan het feit dat klager recentelijk heeft laten zien vrijheden op de lange duur niet aan te
kunnen door te besluiten niet terug te keren van een aan hem verleend verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen Zutphen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het Coördinatiebureau TR heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verlofaanvraag. De politie Noord- en Oost-
Gelderland district Achterhoek heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 27 maanden met aftrek, wegens diefstal en diefstal onder verzwarende omstandigheden. Aansluitend dient hij de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 6 maanden te ondergaan die hem eerder voorwaardelijk is
opgelegd. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 oktober 2006. Aansluitend dient hij eventueel 95 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers 5e verlofaanvraag. Hij kan in totaal 6 verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich op 23 maart 2006 aan detentie heeft onttrokken door niet terug te keren van een aan hem verleend regimair verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een dusdanige
contra-indicatie vormt voor verlofverlening dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de
weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schinkel, secretaris, op 2 oktober 2006

secretaris voorzitter

Naar boven