nummer: 06/1474/TA
betreft: [klager] datum: 28 september 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van de Prof.Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 1 juni 2006 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 augustus 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. de Goeij, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, mevrouw [...], juridisch
medewerkster.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering toestemming te verlenen voor het plaatsen van een mini-hometrainer in de persoonlijke verblijfsruimte van klager.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Primair stelt het hoofd van de inrichting dat klager feitelijk klaagt over de wijze waarop de zorgplicht betreffende
sportmogelijkheden in de kliniek (al dan niet op medisch voorschrift) wordt uitgevoerd. Het standpunt van de beklagcommissie dat de klacht begrepen moet worden als een inperking van het recht van artikel 44 Bvt wordt door het hoofd van de inrichting
niet gedeeld nu in casu geen sprake is van aan klager reeds toebehorende voorwerpen. Klager dient op grond van artikel 56, vierde lid, Bvt alsnog niet-ontvankelijk in zijn klacht te worden verklaard. Subsidiar is de klacht ongegrond. Conform artikel
41,
vierde lid, onder b en artikel 43, eerste lid, Bvt draagt de inrichting zorg voor voldoende bewegingsmogelijkheden voor klager. Zo kan hij fitnessen bij de sportafdeling. Ook kan klager onder begeleiding bewegen op het terrein van de kliniek en tot
slot
maakt cardiofitness onderdeel uit van klagers verpleeg- en behandelplan. Van bovenstaand aanbod wenst klager echter geen gebruik te maken. Hij wil enkel gebruik maken van eigen fitnessapparatuur. Dit is echter op afdelingen en kamers niet toegestaan.
Hoewel tot de wijziging van de huisregels is verzuimd dit beleid vast te leggen in kliniekregels, kan dit niet tot een gegrondverklaring van de klacht leiden. Allereerst omdat voldoende duidelijk naar patiënten, onder wie klager, is gecommuniceerd dat
fitnessapparatuur niet is toegestaan op afdelingen en de verblijfsruimten van patiënten. Iedereen was en is daarvan op de hoogte. De inrichting meent dat fitnessactiviteiten onder leiding van deskundige medewerkers moeten plaatsvinden, waarbij zicht
kan
worden gehouden op de juiste toepassing van de fitnessoefeningen, de fysieke draagkracht van de patiënt en de te bereiken doelen. De sportactiviteiten op medisch advies, waarnaar klager verwijst, kunnen door de sportagogen in de sportzalen het best
worden begeleid en vorm worden gegeven. Patiënten zelf hebben die deskundigheid niet of veel minder. Met het oordeel van de beklagcommissie wordt de deur geopend voor allerhande fitnessapparatuur op de verblijfsruimten van patiënten. Vaak zijn
dergelijke apparaten groot en in onze optiek niet geschikt als kamermeubilair. Tot slot wordt met de beslissing van de beklagcommissie de behandelfilosofie ondermijnd dat patiënten op daartoe aangewezen plekken en tijdstippen therapieën volgen, al dan
niet gezamenlijk met medeverpleegden. De dagstructuur die daarvoor op de verschillende afdelingen is vastgesteld zou niet zomaar door eigen inzicht van de patiënt tot de eigen verblijfsruimte en het eigen gezelschap teruggebracht moeten kunnen worden.
De wijzigingen van de huisregels zijn nog niet goedgekeurd. Er is één fitnessruimte. Over de fitness is overleg geweest met de arts. De in het behandelplan van klager opgenomen sportactiviteiten zijn naar het oordeel van de arts afdoende. Er zijn
overigens meerdere manieren om de spieren in beweging te houden.
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft veel last van zijn rug in verband met een blokkade. Klager moet in beweging blijven. Op advies van de arts gebruikt klager een
hometrainer. Het verzoek van klager moet worden gezien als een verzoek een voorwerp in de persoonlijke verblijfsruimte te plaatsen. Klager wil het gebruik van de hometrainer zoals hij deze ook heeft gebruikt in de vorige inrichtingen waar klager heeft
verbleven, voortzetten. In de Pompekliniek is één sportzaal met maar één hometrainer voor 140 verpleegden.
3. De beoordeling
Met de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van het hoofd van de inrichting moet worden begrepen als de weigering een mini-hometrainer in de persoonlijke verblijfsruimte van klager te plaatsen, zoals bedoeld in artikel
44, derde lid, Bvt. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn klacht.
De weigering in vorenbedoelde zin is mogelijk indien dit noodzakelijk is met het oog op één van de in artikel 44, tweede lid, Bvt genoemde belangen, in casu de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Door het hoofd van de inrichting
is
ook in beroep niet aannemelijk gemaakt dat de orde of de veiligheid in de inrichting noopt het plaatsen van de mini-hometrainer niet toe te staan. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere
beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, mr. H. Heijs en dr. M. Smit, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 september 2006
secretaris voorzitter