Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2208/GV, 20 september 2006, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2208/GV

betreft: [klager] datum: 20 september 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 augustus 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om toestemming om tijdelijk de inrichting te verlaten zodat hij op kraamvisite kan om zijn pasgeboren zusje te zien. Klager vraagt waarom hij zijn pasgeboren zusje niet op korte termijn zou kunnen bezoeken. Hij wordt tenslotte op
korte termijn ook geselecteerd voor een half open inrichting (medio september). Na het betalen van een geldboete zal klager vanaf 11 december 2006 in een half open inrichting worden geplaatst. Ook wijst klager op het feit dat de beslissing van de
Minister niet op grond van de juiste informatie tot stand is gekomen. De Minister wijst het verzoek om de diplomering van zijn dochter bij te wonen af, een verzoek welke klager nooit heeft gedaan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting geeft geen ruimte om met dit verzoek in te stemmen, zeker als er geen ernstige complicaties zijn rond de geboorte. De Regeling biedt middels artikel 26 slechts ruimte voor een kraambezoek aan de
levenspartner. Broers en/of zusters worden hierin niet genoemd. Het is juist dat klager een brief heeft ontvangen met daarin een onjuiste tekst. Na de reactie van klager hierop is direct een herziene brief naar de inrichting verstuurd. Kort daarop
heeft
klager een nieuwe brief ontvangen met daarop de juiste reden vermeld. Tevens is er een excuusbrief aan klager verstuurd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is thans preventief gedetineerd op verdenking van overtreding van artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Ingevolge artikel 21 Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Dit wordt onder
andere gespecificeerd in artikel 26 van de Regeling welke bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind. Het kraambezoek aan een pasgeboren zusje valt niet onder
de omstandigheden in de Regeling die grond kunnen zijn voor incidenteel verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat ondanks het feit dat de beslissing van de Minister in de eerste instantie een onzorgvuldigheid bevatte,
dit gezien de juistheid van de inhoudelijke argumentatie geen gevolgen heeft voor de uitkomst van dit beroep. Namens de Minister zijn inmiddels excuses aangeboden voor deze onzorgvuldigheid en heeft klager een herziene beslissing ontvangen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schinkel, secretaris, op 20 september 2006

secretaris voorzitter

Naar boven