Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1011/GB, 12 september 2006, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1011/GB

Betreft: [klager] datum: 12 september 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 4 april 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar te plaatsen in de normaal beveiligde inrichting Nieuwersluis ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klaagster is sedert 27 december 2004 gedetineerd. Zij verbleef in het huis van bewaring voor vrouwen Ter Peel te Sevenum. Op 3 juni 2005 is zij geplaatst in de normaal beveiligde inrichting Nieuwersluis, waar een regime van algehele gemeenschap
geldt.

2.2. Klaagster is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Deze veroordeling is nog niet onherroepelijk.

3. De beoordeling
Bij circulaire van 23 mei 2006, kenmerk 5423609/06/DJI, betreffende wijziging ministeriële regelingen in verband met de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis na veroordeling in eerste aanleg, welke regeling op 30 mei 2006 in de Staatscourant is
geplaatst en op 1 juni 2006 in werking is getreden, is onder meer de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing gedetineerden (hierna: de Regeling) gewijzigd. Deze wijziging is het gevolg van de per 1 januari 2006 in werking getreden wijziging van de
Penitentiaire beginselenwet ( de zogenaamde Wet doorplaatsing, Stb. 2005, 280). Op grond van de wijziging van de Regeling komen thans ook voorlopig gehechten die in eerste aanleg tot vrijheidsstraf zijn veroordeeld in aanmerking voor (kortweg)
detentiefasering.
De bestreden beslissing van de selectiefunctionaris is enkel gebaseerd op de wettelijke onmogelijkheid van een plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting.
Uit de stukken is gebleken dat klaagster, gelet op haar fictieve einddatum (27 december 2006) na haar veroordeling in eerste aanleg, in beginsel in aanmerking komt voor plaatsing in een (z.)b.b.i. Door de selectiefunctionaris is niet gesteld en evenmin
is gebleken dat ten aanzien van een eventuele plaatsing van klaagster in een (z.)b.b.i. contra-indicaties aanwezig zijn. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefuntionaris wegens een onvoldoende motivering niet
in stand kan blijven. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak en de thans geldende wet- en regelgeving. De beroepscommissie
acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klaagster geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 12 september 2006

secretaris voorzitter

Naar boven