Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1371/GA, 29 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Media  v

Uitspraak

nummer: 06/1371/GA

betreft: [klager] datum: 29 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Rotterdam te Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 22 mei 2006 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juli 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. B.Th. Nooitgedagt en [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een afwijzing van het verzoek om toestemming voor het voeren van een gesprek met een vertegenwoordiger van de media.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De stukken van de advocaat-generaal zijn aan de directeur verstrekt. De overtuiging bestaat dat de openbare orde in het geding komt door de opvattingen van klager. Alvorens de beslissing te nemen zijn ook inlichtingen bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen (DJI) en het Openbaar Ministerie (OM) ingewonnen. Het leek de directie, gelet op de ingewonnen adviezen, zeer onverstandig om klagers verzoek in te willigen.
Na de uitspraak van de beklagcommissie heeft de advocaat-generaal zijn advies op papier gezet. De directie heeft voor de behandeling van de zaak door de beklagcommissie advies ingewonnen bij de persvoorlichter van DJI. Dit advies is mondeling gegeven.
Het advies van DJI hield in dat de directie beducht moet zijn voor mediagevoelige zaken. Als het OM aangeeft dat contact van klager met de media onwenselijk is, dan moet de directie dat volgens DJI ook niet toestaan.

De onderbouwing van de afwijzende beslissing staat duidelijk in de brief van de advocaat-generaal. Het gaat erom of men vanuit de inrichting is gehouden om een interview toe te staan waarin mogelijk opruiende uitspraken kunnen worden gedaan, terwijl
een
hogere instantie argumenten geeft om het niet toe te staan. De Pbw biedt een grond om het interview niet toe te staan. Het gaat er niet om of de inrichting het met de uitspraken eens is, maar om de ordehandhaving. De inrichting heeft ook een rol naar
de
samenleving toe.

De beroepscommissie heeft voorts kennis genomen van het door de directeur overgelegde schrijven van de advocaat -generaal bij het ressortsparket ’s-Gravenhage d.d. 29 mei 2006. De advocaat-generaal heeft in dat hiervoor genoemde schrijven - zakelijk
weergegeven - aangevoerd dat:
- de processtukken in de Hofstadzaak niet integraal gepubliceerd zijn;
- het OM geen verantwoordelijkheid neemt voor eventuele publicaties van dossierstukken in de media;
- niet het OM maar de advocaten van de verdachten contact met de media hebben gezocht;
- het onderwerp van het gevraagde interview klagers strafzaak betreft, die nog in hoger beroep moet worden behandeld;
- niet kan worden uitgesloten dat klager tegenover de pers uitlatingen zal doen die, gezien in het licht van het huidige ruime karakter van de wetgeving ter bestrijding van terroristische misdrijven, een strafbaar karakter hebben, waarmee het belang
van
voorkoming van strafbare feiten in het gedrang kan komen;
- de advocaat-generaal het belang van klager, die zich bij pleidooi van zijn raadsman reeds heeft uitgelaten over zijn ervaringen en beleving als verdachte, te gering acht.
Deze argumenten leiden naar de mening van de advocaat-generaal tot de conclusie dat klager geen belang heeft bij het toestaan van het verzochte contact met een vertegenwoordiger van de media.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is niet ter zitting verschenen omdat het vervoer van Krimpen aan den IJssel naar Amsterdam te belastend voor hem is.
In de reactie van de directeur op het beroepschrift staat dat klager maar via zijn advocaat naar buiten zou moeten treden.
De zaak met betrekking tot de Hofstadgroep heeft veel media-aandacht gehad. De betrokken officieren van justitie hebben in algemene zin in de media over de zaak gesproken. In het artikel in De Volkskrant d.d. 25 maart 2006 hebben zij wel degelijk
uitspraken gedaan die rechtstreeks betrekking hebben op de strafzaak van klager. Klager wil een fundamenteel recht, namelijk zijn recht op vrijheid van meningsuiting, uitoefenen. Van tevoren zouden de onderwerpen die aan de orde zullen komen worden
opgegeven. Daarnaast kan de raadsman toezien op de verslaglegging. Het gaat wel erg ver dat de advocaat-generaal bij de beoordeling van de mogelijkheid van het doen van strafbare uitspraken de ruime wetgeving op het gebied van de bestrijding van
terrorisme betrekt. Aan klager wordt verweten het voorhanden hebben en verspreiden van voorwerpen/teksten die opruiend kunnen zijn. Hij heeft echter alleen geschriften die niet te verbieden zijn. De vraag is of het OM een rol kan spelen voor iemand in
vreemdelingenbewaring. Als hij niet in vreemdelingenbewaring had gezeten, had hij het interview al lang kunnen geven. Er is geen onherroepelijke veroordeling want klager is in appel gegaan. Overigens verwijst de raadsman naar hetgeen is ingebracht in
eerste aanleg. De raadsman kent klager al langer en verwacht geen opruiende uitlatingen van klager. Hij wil vertellen over zijn ervaringen en de gevolgen van dit proces voor zijn leven. Het kan inzicht geven in hoe om te gaan met jongens die op zoek
zijn naar hun identiteit en geloof. Verder zal aan de orde komen hoe klager is bejegend en zal het optreden van justitie worden besproken. Van de directeur wordt niet meer verwacht dan de gelegenheid voor een interview van twee uren in de spreekkamer.

3. De beoordeling
Artikel 40 van de Pbw bepaalt dat de directeur voor het voeren van een gesprek met een vertegenwoordiger van de media toestemming kan geven voor zover dit zich verdraagt met de volgende belangen:
a. de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting;
b. de bescherming van de openbare orde en de goede zeden;
c. de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan de gedetineerde;
d. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
In onderdeel 15 onder d van de Memorie van Toelichting is ten aanzien van het contact met de media het volgende bepaald: “In de Regeling contacten tussen individuele gedetineerden en de pers zijn beperkingen aangebracht op de grondwettelijke vrijheden
van gedetineerden in de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting. De mogelijk ingrijpende gevolgen van contacten tussen pers en een gedetineerde rechtvaardigen om niet, zoals bij andere contacten met buiten is geschied, het desbetreffende recht
van
de gedetineerde voorop te stellen. Het artikel is in een andere sleutel geplaatst. De directeur kan toestemming geven voor, kort gezegd, een perscontact voor zover zich dit verdraagt met een aantal met name genoemde belangen. Hier vindt derhalve een
positieve toetsing plaats aan elk van de genoemde belangen. In het eerste lid van artikel 40 zijn deze belangen vermeld. De verantwoordelijkheid van de directeur voor de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming strekt zich uitdrukkelijk
ook uit tot bescherming van slachtoffers en andere bij misdrijven betrokkenen, medegedetineerden en personeelsleden. Met name in gevallen dat het om inrichtingsoverstijgende belangen gaat, zoals het karakter van de vrijheidsbeneming en de functie die
de
vrijheidsbeneming overeenkomstig de heersende rechtsovertuiging in het geheel van de rechtshandhaving heeft (...) ligt het voor de hand dat de directeur, voordat hij een beslissing neemt, zich verstaat met het hoofd van de DJI opdat een eenduidig beleid
terzake wordt gevoerd.” In de circulaire Contacten tussen gedetineerden/directeuren en media (hierna: de circulaire) d.d. 18 juni 1999 (kenmerk 761025/99/DJI) – welke de Regeling contacten tussen individuele gedetineerden en pers (regeling 1218/384)
vervangt – is dit nader uitgewerkt. Deze circulaire bepaalt dat alvorens op een verzoek tot contact tussen een vertegenwoordiger van de media en een gedetineerde of de directeur wordt beslist, het verzoek door de directeur altijd aan de persvoorlichter
van de DJI ter beoordeling wordt voorgelegd indien:
1. het onderwerp betrekking heeft op (verdenking van) het plegen van een delict door de gedetineerde of op diens (lopende) strafprocedure; of
(...)
8. het onderwerp een ‘landelijk uitstraling’ heeft.

Klager zit in vreemdelingenbewaring. Op grond van artikel 1, onder e, van de Pbw in combinatie met artikel 1, onder t, van de Pbw wordt een persoon in vreemdelingenbewaring aangemerkt als gedetineerde, waardoor zowel artikel 40 van de Pbw als de
circulaire op klager van toepassing zijn.

Overeenkomstig het bepaalde in de circulaire heeft de directeur het onderhavige verzoek van klager voorgelegd aan de persvoorlichter van DJI. Ook de advocaat-generaal, die belast is met de behandeling van de strafzaak van klager in hoger beroep, is om
advies gevraagd. Het advies van de advocaat-generaal was negatief. Gelet op het negatieve advies en de omstandigheid dat er sprake is van een nog aanhangige strafzaak met meer verdachten aan welke strafzaak reeds veel media-aandacht is besteed, acht de
beroepscommissie de afwijzende beslissing van de directeur niet in strijd met enig in de inrichting geldend wettelijk voorschrift. Daarnaast kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet worden gezegd dat de beslissing van de
directeur
onredelijk of onbillijk is. Reden waarom de beslissing van de beklagcommissie moet worden vernietigd en het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 29 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven