Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1952/GV, 28 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1952/GV

betreft: [klager] datum: 28 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 juli 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager is nog geen enkele keer met verlof geweest. Hij heeft in totaal drie aanvragen ingediend die
allemaal zijn afgewezen. Klager zit vanaf 2 januari 2004 in detentie en gaat op 30 oktober 2006 met ontslag. Hij wil graag voor zijn ontslag een keer met verlof. Klager moet zijn dienstplicht verlengen, zijn paspoort vernieuwen of verlengen, zich
aanmelden bij verschillende uitzendbureaus en bij het Centrum voor Werk in Inkomen (arbeidsbureau).

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen op grond van het negatief gedrag van klager in de inrichting. Klager werd op 9 mei 2006 in de gelegenheid gesteld onder begeleiding zijn
zieke moeder te bezoeken. Echter, op 3 mei 2006 is klager onder begeleiding van het interne bijstandsteam naar de isoleercel overgebracht nadat hij een verpleegkundige had bedreigd en nadien beledigingen en bedreigingen naar het personeel had geuit.
Een
gesprek met het verzorgingspersoneel is wederom uitgelopen op een heftige discussie waarbij klager bedreigende uitlatingen deed richting het personeel van de BGG-afdeling. Hierop is klager met gepast geweld in de strafcel geplaatst. Klager heeft
genoeg
van het personeel en wil graag overgeplaatst worden. De plaatsing van klager op de BGG-afdeling is met drie maanden verlengd en hij is geselecteerd voor plaatsing op de BGG-afdeling van de p.i. Overmaze. Gezien de agressie van klager is algemeen verlof
niet geïndiceerd. Mocht de situatie in p.i. Overmaze zich gunstig ontwikkelen, dan kan een verzoek om algemeen verlof worden ingediend.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het BGG Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het OM heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling en de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van twee maanden die hem eerder voorwaardelijk is opgelegd.. De wettelijk
vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 oktober 2006. Aansluitend dient hij een taakstraf vervangende hechtenis van 29 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het advies van de inrichting komt naar voren dat klager zich binnen de inrichting dreigend heeft geuit richting het personeel en als gevolg daarvan in een strafcel is geplaatst. Het gedrag van klager staat niet op zichzelf maar is een probleem van
meer fundamentele aard. De agressie van klager speelt zich af bij alle inrichtingen waar hij verbleef en een of meer agressieve misdrijven vormen ook de reden voor zijn huidige detentie. Kort voor het moment dat hij op 9 mei 2006 de inrichting
tijdelijk
mocht verlaten voor een bezoek aan zijn zieke moeder, ontaardde zijn gedrag op 3 mei 2006 in het uiten van bedreigingen in de richting van een verpleegkundige. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden, ondanks het positieve
advies van het OM, een dusdanige contra-indicatie vormen voor verlofverlening dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op
de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven