Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1583/GA, 28 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1583/GA

betreft: [klager] datum: 28 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 juni 2006 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 augustus 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Rijnmond te Krimpen aan den IJssel, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b./ISD.
Klagers raadsman, mr. J. Boksem, heeft schriftelijk laten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens het schriftelijk belasteren van een personeelslid en het daarbij voegen van een intekenlijst ten behoeve van andere gedetineerden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat om een ten behoeve van een medegedetineerde door klager geschreven beklag met een intekenlijst. Het klaagschrift is op de cel van de medegedetineerde aangetroffen. Klager is van mening dat het geprivilegieerde post betreft. Op grond van het
bepaalde in artikel 37 van de Pbw mag het personeel dergelijke post, in dit geval gericht aan de commissie van toezicht bij de inrichting, nooit inzien. De betreffende intekenlijst was niet bedoeld als klachtenlijst van meerdere gedetineerden. Bedoeld
was slechts dat daarop een aantal gedetineerden kon aangeven getuige te zijn geweest van de betreffende voorvallen. Op die manier kon de klacht van de klager kracht bijgezet worden. De klacht zag op een bepaalde penitentiair inrichtingswerker
(p.i.w.-er). De gedetineerden op de intekenlijst konden het gedrag van die p.i.w.-er bevestigen. In klagers ogen was de lijst als hulpmiddel bedoeld voor een bepaalde gedetineerde, ze was niet gericht tegen een bepaalde p.i.w.-er.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het betreffende schriftelijke stuk, een klaagschrift, wordt door de directeur als opruiend beschouwd mede omdat er een intekenlijst was bijgevoegd. Door de directeur is met name gekeken naar de mogelijke werking en de bedoeling van dat schriftelijke
stuk. Ook het feit dat het stuk verstopt werd aangetroffen achter een koelkast, maakte dat stuk verdacht. Daar komt dan nog bij dat klager eerder was gewaarschuwd zich te onthouden van opruiende activiteiten.

3. De beoordeling
Bij de stukken bevindt zich een handgeschreven stuk, waaronder de naam van klager is vermeld. Dat stuk is volgens klager het omstreden klaagschrift. Dit klaagschrift bevat de volgende zinnen: “P.i.w.-er [A] kleineert gedetineerden met hun delict. De
p.i.w.-er [A] loopt de hele tijd een gedetineerde lastig te vallen met zijn delict.... Toch maakt p.i.w.-er [A] regelmatig gebaren die op het delict slaan. ...”. Nu door de directeur geen ander (inbeslaggenomen) stuk is overhandigd, moet het stuk dat
volgens klager het omstreden klaagschrift is, als zodanig worden aangemerkt. De in dit klaagschrift voorkomende bewoordingen zijn kritisch van toon, maar kunnen niet zonder nader onderzoek naar de juistheid – en daarvan is niet gebleken – worden
aangemerkt als opruiend. De omstandigheid dat een intekenlijst was bijgevoegd maakt dit niet anders. Dat maakt dat de bestreden beslissing van de directeur – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – onredelijk moet worden geacht. De
uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, A.J. Dost en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven