Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1460/TA, 17 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 06/1460/TA

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 mei 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juli 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.A.L.C. van Putten.
Het hoofd van de inrichting is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
Als toehoorder van de zijde van de Raad is aanwezig mr. A.M. van Woensel.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beperking van het bezoek aan klager van een, op een andere afdeling verblijvende, medepatiënte vanaf 18 april 2006.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Artikel 37 Bvt ziet blijkens de Memorie van toelichting op bezoek van een ieder van buiten de afdeling van een verpleegde. Daaronder kan het bezoek van verpleegde van een andere afdeling vallen, indien het behandelingsprogramma het contact niet op een
andere wijze mogelijk maakt. Klagers behandelingsprogramma maakt contact met de medepatiënte niet op een andere wijze mogelijk.
Noch in de tot 29 mei 2006 geldende huisregels noch in de vanaf die datum geldende huisregels wordt een verschil gemaakt tussen bezoek van binnen of buiten de inrichting. De inrichting stelt dat klager toestemming zou hebben voor een uur bezoek in de
week. De beklagrechter gaat er geheel aan voorbij dat klager in een multidisciplinair overleg uitdrukkelijk toestemming is gegeven voor een ruimere bezoekregeling dan de wettelijke regeling. Dit moet vermeld staan in de dagrapportages van 8 april 2006
tot en met 16 april 2006, omdat hij op 8, 15 en 16 april 2006 bezoek van bedoelde medepatiënte heeft gehad. Er zijn geen feiten of omstandigheden bekend op grond waarvan bedoelde beslissing zou moeten worden teruggedraaid.
Klager heeft een platonische relatie met zijn medepatiënte. Nergens valt te lezen dat het voor bezoek uitmaakt of sprake is van een relatie.
De beperking in het bezoek gold niet op de afdeling waar zijn medepatiënte verblijft, alleen op zijn afdeling (afdeling 2 C). Op 27 april 2006 heeft het afdelingshoofd klager bezoek van twee uur voorgesteld, mits hij zijn beklag schriftelijk zou
intrekken. Klager wilde echter de uitspraak van de beklagrechter afwachten. Vanaf mei 2006 is de bezoektijd uitgebreid naar tweeëneenhalf uur en sinds vorige week naar vier uur per week. De uitbreidingen zijn hem niet schriftelijk maar mondeling
meegedeeld door sociotherapeutisch medewerkers.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
In paragraaf 7.4.1. van de huisregels van de inrichting wordt vermeld dat patiënten het recht hebben om ten minste één uur per week bezoek te ontvangen. Onder bezoek wordt verstaan ieder visueel contact tussen de patiënt en een ander persoon, die niet
op de afdeling van de patiënt verblijft. Bezoek kan ook contact tussen twee patiënten in de inrichting omvatten, indien die patiënten niet tijdens de werkzaamheden of activiteiten in de gelegenheid zijn met elkaar te communiceren. Hoewel in de
huisregels een ruimere bezoekregeling is opgenomen, wordt klager niet beperkt in enig recht om de medepatiënte te bezoeken op de dagen zoals vermeld in de huisregels. Daarnaast kan hij de medepatiënte spreken in de gezamenlijke recreatieruimte De
Wanne.
Waar klager aangeeft dat in de dagrapportages vermeld moet staan dat het bezoek meer dan één keer per week heeft plaatsgevonden, leert navraag bij de afdeling dat de bezoekregeling tussen klager en de medepatiënte wat betreft de tijdsduur wordt
besproken tijdens het wekelijks multidisciplinair teamoverleg, alsmede dat klager een verzoek heeft ingediend om langer bij elkaar op bezoek te kunnen gaan om samen naar een film te kunnen kijken. Daartoe is hem in mei 2006 toestemming verleend. Klager
wordt niet beperkt in zijn bezoekmogelijkheden. Er zijn hieromtrent geen maatregelen genomen. Om die reden bestond er geen enkele reden om klager te horen en een kennisgeving van een beklagwaardige maatregel te overhandigen.

3. De beoordeling
Vast staat dat de beklagrechter heeft beslist dat klager niet is beperkt in enig recht om de medepatiënte te bezoeken op in de huisregels genoemde tijden. Hiertoe is overwogen dat in klagers geval de in artikel 37, eerste lid, Bvt neergelegde
bezoekregeling niet van toepassing is, nu klager de medepatiënte op de Wanne kan ontmoeten en daarnaast het recht heeft om haar gedurende een uur per week op de in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen te bezoeken. Voorts is overwogen dat in
de
huisregels weliswaar een ruimere bezoekregeling is opgenomen, maar dat die is bedoeld voor bezoek van buiten de kliniek.

De beroepscommissie zal, nu de beklagrechter heeft beslist op de vraag of klager is beperkt in het recht zijn medepatiënte te bezoeken en niet op de vraag of hij is beperkt in de mogelijkheid van het ontvangen van bezoek van zijn medepatiënte, de
uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag in eerste instantie beoordelen.

Op grond van artikel 56, eerste lid, onder c., Bvt kan beklag worden ingediend tegen een beslissing die een beperking inhoudt van het contact met de buitenwereld als bedoeld in hoofdstuk VII.

Ingevolge het in hoofdstuk VII van de Bvt opgenomen artikel 37 Bvt heeft een verpleegde het recht ten minste gedurende een uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen.
Volgens de Memorie van toelichting op dit artikel wordt onder bezoek verstaan: “ieder visueel contact tussen een verpleegde en een ander persoon, die niet op de afdeling van de verpleegde verblijft en voorts ook niet gezamenlijk met de verpleegde aan
bepaalde activiteiten deelneemt of met hem werkzaamheden verricht, gedurende welke deze in de gelegenheid worden gesteld met elkaar te communiceren. Bezoek kan dus ook contact tussen twee verpleegden in één en dezelfde inrichting omvatten, indien het
verplegings- en behandelingsprogramma dit contact niet op een andere wijze mogelijk maakt.”

Ten tijde van klagers klacht waren de huisregels van mei 2001 van toepassing en niet de in mei 2006 gewijzigde huisregels, waarnaar het hoofd van de inrichting heeft verwezen.
In de huisregels van mei 2001 staat in hoofdstuk 7 vermeld: “Onder contact met de buitenwereld wordt verstaan ieder contact dat een bewoner met personen van buiten de inrichting (familie, vrienden, advocaat, personen van verschillende instanties,
media)
heeft. Dit contact kan plaatsvinden d.m.v. bezoek, post of via de telefoon”.
Paragraaf 1 van de huisregels ziet op bezoek.
In paragraaf 1.1. is opgenomen: “De bewoner kan wekelijks bezoek ontvangen op woensdag, zaterdag en zondag, voorts op zijn verjaardag en op de erkende feestdagen (...)”.
In paragraaf 1.5 staat vermeld: “Onderling bezoek van bewoners van verschillende afdelingen is in beginsel niet toegestaan”.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting gaat de beroepscommissie er van uit dat het klager ondanks het gestelde in paragraaf 1.1. van de huisregels (welke paragraaf in strijd met de wet moet worden geacht en inmiddels is gewijzigd) was
toegestaan om vaker dan één uur per week bezoek te ontvangen van de medepatiënte, die op een andere afdeling dan hij verblijft, en dat die bezoekregeling op 18 april 2006 is teruggebracht naar één uur per week. Dat dit anders zou zijn, is onvoldoende
weersproken door het hoofd van de inrichting. In de schriftelijke reactie van 15 juni 2006 van het hoofd van de inrichting op klagers beroep wordt over het handelen van de kliniek onvoldoende helderheid verschaft. Door niet ter zitting van de
beroepscommissie te verschijnen heeft het hoofd van de inrichting geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ter zake alsnog voldoende duidelijkheid te geven. Ook blijft onduidelijk welke reden er aan de beperking van de bezoekregeling ten grondslag
heeft gelegen.
Onder die omstandigheden moet het beklag alsnog gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
€ 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 17 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven