Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1885/GV, 14 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:14-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1885/GV

betreft: [klager] datum: 14 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.H.J.M. Stassen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 juli 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft een langdurige relatie met zijn partner, die net als hij woonachtig is te Heerlen. Zij wonen officeel gescheiden van elkaar maar verblijven het merendeel van de tijd samen. Zij hebben een
affectieve relatie sedert vier jaar. Klagers partner heeft een dochter bij wie een kwaadaardig gezwel is geconstateerd, waarbij een hele snelle toename met uitzaaiingen is vastgesteld. De prognose van de behandelend specialisten is dat zij ongeneeslijk
ziek is. Zij gaat heel snel achteruit. Aan klagers partner is medegedeeld dat de levensverwachting van haar dochter twee tot vier weken is. Uit het medisch advies blijkt dat de prognose infaust is. Klager meent dat een strafonderbreking, gezien de
ongunstige prognose en de door de specialisten medegedeelde levensverwachting, op dit moment wel degelijk op zijn plaats is. Het belang gediend bij het ondergaan van de vrijheidsstraf (klager ondergaat een vervangende vrijheidsstraf van in totaal 69
dagen omdat hij een taakstraf niet zou hebben uitgevoerd) staat in geen enkele verhouding tot het veel zwaarder wegende belang van klager en zijn naasten bij strafonderbreking. De aanwezigheid van klager als levenspartner steun en toeverlaat voor zijn
partner bij het verwerken van het verlies van haar dochter, is zeker noodzakelijk. Het verlenen van incidenteel verlof op korte termijn volstaat niet.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verzocht om strafonderbreking in verband met zijn ernstig zieke dochter. De medisch adviseur heeft aangegeven dat er op dit moment geen aanleiding is om strafonderbreking te verlenen. Wel is een incidenteel verlof te overwegen. Klager verblijft
als arrestant in het huis van bewaring Maashegge. Bij binnenkomst op 21 juni 2006 scoorde hij positief op harddrugs. In de inrichting wordt klager als een onprettig persoon ervaren, die zich wel aan de regelgeving houdt. Het verzoek om
strafonderbreking
is met name op basis van het advies van de medisch adviseur afgewezen.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De medisch adviseur bij het Minister van Justitie heeft aangegeven dat op grond van nader ingewonnen informatie blijkt dat bij de dochter een kwaadaardig gezwel is geconstateerd waarbij nu ook een hele snelle toename van uitzaaiingen is vastgesteld. De
prognose is infaust. Op dit moment is zij nog wel mobiel. Haar achteruitgang kan snel gaan, maar dat is nu nog niet goed in te schatten. Gezien de slechte prognose op korte termijn wordt er positief geadviseerd voor een incidenteel verlof op korte
termijn. Voor een strafonderbreking lijkt op dit moment nog geen indicatie te zijn, maar dat kan in de loop der tijd wel veranderen.
De directeur van het h.v.b. Maashegge heeft positief geadviseerd ten aanzien van strafonderbreking. Er wordt getwijfeld over het advies van de medisch adviseur om klager incidenteel verlof te verlenen, omdat hij in het h.v.b. verblijft.

3. De beoordeling
Klager ondergaat vervangende hechtenis van 69 dagen in verband met het niet (goed) uitvoeren van een taakstraf. De einddatum van de detentie valt op 29 augustus 2006.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerend kind.
Van verzorging van een ernstig ziek kind, als bedoeld in artikel 36 van de Regeling, is geen sprake.

Gelet op het advies van de medisch adviseur is de beroepscommissie van oordeel dat in dit geval met een bezoek in het kader van incidenteel verlof kan worden volstaan. De afwijzende beslissing van de Minister is dan ook, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 14 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven