Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0290/TB, 8 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/290/TB

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 10 januari 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 juni 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is namens de Minister gehoord [...], medewerker van de afdeling Juridische Zaken bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het
ministerie van Justitie. Als toehoorder was aanwezig [...], werkzaam bij DJI.
Klager en zijn raadsman mr. S.O. Roosjen hebben op 20 juni 2006 schriftelijk bericht geen gebruik te maken van de gelegenheid om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen (hierna Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 22 juli 1997 ontslagen van alle rechtsvervolging, terwijl hem de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van een jaar is opgelegd, alsmede terbeschikkingstelling (tbs) met
bevel
tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 6 augustus 1998 aangevangen. Op 16 december 1998 is klager geplaatst in de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen (hierna Pompekliniek). Klager is op 4 augustus 2003 overgeplaatst naar de Dr. S.
van Mesdagkliniek te Groningen (hierna Van Mesdagkliniek). Deze inrichting heeft klager op 9 november 2005 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 25 november 2005 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven
dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen. Klager is op 5 januari 2006 gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van de Pompestichting. De Minister heeft vervolgens
op 10 januari 2006 beslist klager in die voorziening te plaatsen. Op 20 februari 2006 is klager geplaatst in De Corridor te Zeeland, longstayvoorziening van de Pompestichting.

3. De standpunten
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager vraagt zich af of verdere behandeling niet of nauwelijks enig perspectief biedt. Verder is hem in het verleden te kennen gegeven dat binnen de grenzen van een longstayafdeling gestreefd zou
worden
naar een kwalitatief zo goed mogelijk leven, maar klager heeft sterk het gevoel dat in De Corridor daar niet of nauwelijks sprake van zal zijn.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Met inachtneming van de eisen van artikel 11 Bvt is naar huidige inzichten ter beoordeling van de noodzaak tot en wenselijkheid van plaatsing in een longstayvoorziening bepaald dat elke aanvraag voor een longstayindicatie van het hoofd van de
inrichting
moet voldoen aan het uitgangspunt dat het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is. De Minister laat zich, alvorens een besluit tot
plaatsing in een longstayvoorziening te nemen, adviseren middels een onafhankelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door de LAP. De LAP bestaat uit een multidisciplinair team van onafhankelijke deskundigen, dat onderzoekt of het hoofd van de inrichting,
gelet op diens verantwoording in de aanmelding van de longstaykandidaat, in alle redelijkheid en met inachtneming van eisen die in professionele zin aan de indicatiestelling gesteld moeten worden, tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
De langdurige en intensieve klinische observaties die de basis vormen voor de indicatiestelling door de opeenvolgende behandelaars geven een breder beeld van het werkelijke behandelverloop dan een incidentele klinische observatie zou kunnen doen. In
geval de LAP in de stukken over het behandelverloop aanleiding ziet tot nadere kennismaking met de longstaykandidaat, kan zij ertoe overgaan deze te bezoeken.
Er bestaat geen twijfel over de vraag of ten aanzien van klager sprake is van een situatie waarin verdere behandeling niet of nauwelijks perspectief biedt. Uit de over klager uitgebrachte zesjaarsverlengingsrapportages van 30 mei 2004 en 9 juni 2004
komt naar voren dat sprake is van een hoog recidiverisico en geringe behandelresultaten. In de longstayaanmelding van de Van Mesdagkliniek van 9 november 2005 wordt geconcludeerd tot een longstayplaatsing gezien het klinische beeld van klager,
gecombineerd met klagers gebrek aan inzicht en zijn weigering om libidoremmende- en antipsychotische medicatie te nemen. De LAP heeft in het advies van 25 november 2005 aangegeven dat de eindverantwoordelijke behandelaar naar geldend psychiatrisch
inzicht in redelijkheid tot de vaststelling van de longstayindicatie heeft kunnen komen. Op grond van het vorenstaande heeft de Minister in alle redelijkheid kunnen besluiten klager te plaatsen in een longstayvoorziening en is die beslissing op
zorgvuldige wijze tot stand gekomen.
Aan klagers stelling inzake het naar zijn gevoel onvoldoende kwalitatieve niveau van de longstayvoorziening De Corridor dient voorbij te worden gegaan, nu deze stelling onvoldoende met objectieve feiten en omstandigheden is onderbouwd. De Corridor
betreft een afdeling met tien kamers, met een centrale woonkamer en keuken. Elke patiënt heeft twee kamers, er verblijven derhalve maximaal vijf patiënten op de afdeling. Op een van de twee kamers van een patiënt is een chemisch toilet voor de
nachtelijke uren aanwezig. Overdag kunnen patiënten gebruik maken van de centrale toiletten en doucheruimtes. De Corridor voldoet aan alle wettelijke vereisten die aan een tbs-voorziening gesteld mogen worden. De Pompekliniek draagt de
verantwoordelijkheid voor de verpleging en behandeling in De Corridor, waardoor in De Corridor gebruik wordt gemaakt van de expertise van de Pompekliniek op het gebied van verpleging en behandeling. Blijkens telefonische navraag bij De Corridor heeft
klager daar inmiddels een relatie met een medepatiënt, weigert hij nog altijd medicatie te gebruiken ondanks dat hem het belang van medicatiegebruik wordt uitgelegd, wordt hem geen medicatie onder dwang toegediend en heeft klager vanwege zijn
medicatieweigering geen verlof, los van de omstandigheid dat de eerste zeven maanden van verblijf in De Corridor geen verlof wordt verleend. Indien klager medicatie zou innemen, zou hij wel in aanmerking kunnen komen voor verlof. Mocht verlof goed
verlopen, dan zouden op den duur hervatting van behandeling in een andere inrichting en resocialisatie tot de mogelijkheden kunnen gaan behoren.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Minister gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject niet heeft
geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 9 november 2005 en het advies van de LAP van 25 november 2005, heeft de Minister
er
in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in de Van Mesdagkliniek niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing in een longstayvoorziening voldoet en
dat
derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat blijkens bovenvermelde longstayaanmelding en het LAP-advies, alsmede blijkens de over klager uitgebrachte zesjaarsverlengingsrapportages van 30 mei 2004 en 9 juni 2004, voldoende zekerheid bestaat over de diagnose
en
problematiek van klager, er nauwelijks behandelresultaten zijn, dat medicatiegebruik van betekenis is voor het opstarten van behandeling, ook met het oog op het verlenen van verlof, dat behandelresultaten niet zijn te verwachten gezien klagers
persoonlijkheidsstoornis en zijn weigering medicatie te gebruiken en dat klager als voortdurend delictgevaarlijk moet worden aangemerkt.
Voor de in beroep door klager geuite twijfel of nauwelijks nog sprake is van enig perspectief op behandeling, wordt geen grond gevonden.
Klagers stelling inzake het naar zijn gevoel onvoldoende kwalitatieve niveau van leven in De Corridor is onvoldoende onderbouwd, zodat de beroepscommissie daaraan dan ook voorbij gaat.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven