Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0467/TB, 9 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/467/TB

betreft: [klager] datum: 9 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 27 juli 2005 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juli 2006, gehouden in de locatie Almere, zijn gehoord klagers raadsman mr. R. Polderman en namens de Minister, mr. P. Zweedijk.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot opheffing van zijn longstaystatus en hem over te plaatsen naar een reguliere tbs-voorziening afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 20 januari 1995 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 30 mei 1996 geplaatst in het Meijers Instituut te Utrecht. Op 10 februari 1997 is hij geplaatst in het
forensisch psychiatrisch centrum Veldzicht te Balkbrug. Op 6 maart 2000 is hij overgeplaatst naar de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen. Bij advies van 14 september 2002 van de landelijke plaatsingscommissie (LAP) is aangegeven dat klager voldoet
aan de longstayindicatie en is de Minister geadviseerd klager te plaatsen op een longstayvoorziening. Overeenkomstig dit advies heeft de Minister op 13 maart 2003 beslist klager te plaatsen in het Kempehuis. Deze plaatsing is op 3 april 2004
gerealiseerd. Klager is op 23 maart 2006 overgeplaatst naar de longstayvoorziening te Vught.

3. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat er sprake is van verschuldigbare dwaling. Het beroep is zo tijdig mogelijk ingediend. Onder de beslissing van 27 juli 2005 stond geen beroepstermijn vermeld. Verzocht is om klager te ontvangen in zijn beroep.
In het Kempehuis ging het heel slecht met klager. Zijn situatie verergerde. Hij verblijft nu in een longstayvoorziening in Vught en de structuur die hem daar wordt geboden is van invloed op zijn gesteldheid. Het strakkere kader van Vught werpt zijn
vruchten af. Klager stelt zich in Vught meer open voor het personeel en zijn toestand is licht verbeterd. Verzocht wordt om klager nader te onderzoeken en hem opnieuw te selecteren.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Verzocht wordt om klager niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep, nu dit te laat is ingesteld. De beslissing tot plaatsing van klager in een longstayvoorziening is zorgvuldig genomen. De LAP heeft op 14 september 2002 de Minister geadviseerd. De
LAP was van oordeel dat de eindverantwoordelijke behandelaar naar geldend psychiatrisch inzicht in alle redelijkheid tot de vaststelling heeft kunnen komen dat een voortzetting van op verandering gerichte behandeling thans niet langer zinvol is en dat
moet worden overgegaan tot op stabiliteit en op kwaliteit van leven gerichte zorg in het kader van de tbs met dwangverpleging. Bij beschikking van 13 maart 2003 is beslist klager over te plaatsen naar de landelijke longstayvoorziening Het Kempehuis.
Klager heeft beroep aangetekend tegen deze beslissing. Bij uitspraak van de beroepscommissie van 4 december 2003 is het beroep ongegrond verklaard. De beslissing van 27 juli 2005 tot afwijzing van het verzoek van de raadsman is eveneens zorgvuldig tot
stand gekomen. Het enkele feit dat klager stelt dat er geen sprake meer is van een vruchtbare samenwerking met de behandelcoördinatoren van de longstayvoorziening rechtvaardigt op zichzelf geenszins de overplaatsing van klager naar een reguliere
tbs-setting. Vervolgens heeft de raadsman verzocht aan het Kempehuis om klagers longstaystatus op te heffen. Bij brief van 27 september 2005 heeft het Kempehuis de raadsman bericht dat gezien het nog immer aanwezige delictgevaar en gebrek aan
behandelmogelijkheden en perspectieven er geen aanleiding bestond om een verzoek tot opheffing van klagers longstaystatus in te dienen. Bij brief van 27 december 2005 heeft het Kempehuis de Minister verzocht om klager over te plaatsen in verband met
twee ernstige incidenten. Het Kempehuis stelt dat klager beter past in de longstayvoorziening te Vught omdat daar meer structuur en een wat strakker regime voorhanden zijn, waar klager profijt van zou kunnen hebben. Volgens het Kempehuis gedijt klager
het beste in een kleine overzichtelijke wereld met de nodige sturing en controle zonder al te veel mogelijkheden tot escapes. Klager krijgt de nodige behandeling aangeboden. Dat die behandeling niet is gericht op resocialisatie maar op stabilisatie
doet
daaraan niet af. Subsidiair wordt verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.

4. De beoordeling
Bij schrijven van 26 juli 2005 heeft klagers raadsman verzocht aan de Minister om klager over te plaatsen naar een reguliere tbs-inrichting. Bij schrijven van 27 juli 2005 is namens de Minister geantwoord dat geen verzoek tot beëindiging van klagers
longstaystatus van het Kempehuis is ontvangen en dat geconcludeerd wordt dat het Kempehuis geen aanleiding ziet om de longstaystatus op te heffen. Onder dit schrijven is geen beroepstermijn vermeld. Vervolgens heeft de raadsman opgemaakt uit dit
schrijven dat het hoofd van het Kempehuis terzake beslissingsbevoegd was en in een schrijven van 13 september 2005 aan het hoofd van het Kempehuis verzocht om klagers longstaystatus op te heffen. Bij brief van 27 september 2005 heeft het hoofd van
Kempehuis het verzoek van de raadsman afgewezen. De raadsman heeft met betrekking tot de afwijzende beslissing op 5 oktober 2005 beroep ingesteld bij de beroepscommissie. Door het secretariaat van de RSJ is het schrijven niet aangemerkt als
beroepschrift en doorgezonden naar de beklagcommissie, die het schrijven als klaagschrift heeft aangemerkt. Bij uitspraak van 1 februari 2006 heeft de beklagcommissie geoordeeld dat klager niet in het beklag kan worden ontvangen, omdat het beklag geen
beklagwaardige beslissing betreft. De raadsman heeft vervolgens op 3 februari 2006 beroep ingesteld.
De beroepscommissie is van oordeel dat met name het feit dat geen duidelijke beslissing en geen beroepstermijn zijn vermeld in het schrijven namens de Minister van 27 juli 2005 en het feit dat het beroepschrift van 5 oktober 2005 niet als beroepschrift
is aangemerkt, maar is doorgezonden door het secretariaat van de RSJ aan de beklagcommissie, voor een zodanige verwarring hebben gezorgd dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest. De beroepscommissie zal klager voor
wat betreft het bepaalde in artikel 69, vierde lid, Bvt juncto artikel 58, vijfde lid, Bvt, in het beroep ontvangen.

Uit eerdere jurisprudentie, 00/657/TB d.d. 20 november 2000, van de beroepscommissie volgt dat de ministeriële afwijzing van een verzoek tot overplaatsing naar een andere tbs-inrichting vatbaar is voor beroep.

Bij de beslissing tot afwijzing van een verzoek tot overplaatsing naar een andere tbs-inrichting, dient de Minister naar analogie van de beslissingsprocedure bij een positieve beslissing tot overplaatsing, op grond van artikel 11, tweede lid, van de
Bvt
in zijn overwegingen te betrekken: a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of
goederen stelt, en b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt. Aannemelijk is dat de Minister de voormelde
eisen bij zijn beoordeling van klagers verzoek in zijn overwegingen heeft betrokken.

Volgens het door de Minister gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject niet heeft
geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Uit het schrijven van het hoofd van het Kempehuis van 27 september 2005 volgt dat er, gelet op het nog immer aanwezige delictgevaar en gebrek aan behandelmogelijkheden en perspectieven, geen reden wordt gezien om een verzoek tot opheffing van klagers
longstaystatus in te dienen. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager geen zwaarwegende argumenten aangevoerd, die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft mogen
komen. Aan klagers stelling dat het na overplaatsing naar een reguliere tbs-inrichting beter met hem zal gaan, liggen geen behandelinhoudelijke overwegingen ten grondslag, maar deze rust enkel op een veronderstelling van klager.
Klager is inmiddels in verband met ernstige incidenten overgeplaatst naar de longstayvoorziening te Vught, waar een wat strakker regime geldt dan in het Kempehuis. Door de raadsman is aangegeven dat door de strakkere structuur in de longstayvoorziening
te Vught een lichte verbetering is opgetreden in klagers conditie. De raadsman heeft verzocht om klagers conditie nader te onderzoeken. Naar het oordeel van de beroepscommissie bestaat er momenteel geen aanleiding voor een nader onderzoek.
Het beroep zal, gelet op het bovenstaande, ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dhr. J.L. Brand en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven