Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0374/TB, 9 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/374/TB

betreft: [klager] datum: 9 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.L.A.M. le Cocq d’Armandville,
namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 26 januari 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juli 2006, gehouden in de locatie Almere, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.L.A.M. le Cocq d’Armandville, en namens de Minister, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: Van Mesdagkliniek).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 30 juni 1998 veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf en ter beschikking gesteld (tbs) onder voorwaarden. Bij onherroepelijk geworden uitspraak van 24 augustus 1999 is bevolen dat
klager alsnog van overheidswege wordt verpleegd. Klager is op 9 april 2001 geplaatst in de forensisch psychiatrische kliniek De Grote Beek te Eindhoven. Bij schrijven van 6 januari 2006 heeft het hoofd van De Grote Beek verzocht aan de Minister om
klager over te plaatsen. De Minister heeft op 26 januari 2006 beslist klager over te plaatsen naar de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen. Deze overplaatsing is op 2 februari 2006 gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat hij zich niet kan verenigen met zijn overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek. De Grote Beek en klager waren op elkaar uitgekeken. Er hebben nogal wat incidenten plaatsgevonden. In mei 2005 is klager aangemeld voor
herplaatsing in de eigen regio, Rotterdam. Klagers raadsman heeft geprobeerd om overleg te voeren met De Grote Beek over klagers overplaatsing. Getracht zou worden om klager over te plaatsen naar de tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal. Klagers
broer woont in Ridderkerk en klagers moeder in Etten-Leur. Contact met zijn familie is voor klager erg belangrijk. Groningen is het andere eind van de wereld. Voor zijn familie is het min of meer onmogelijk geworden om klager te bezoeken. Klagers
raadsman heeft de met De Grote Beek gevoerde correspondentie over klagers overplaatsing overgelegd.

Klager heeft nog aangevoerd dat hij al lang in vrijheid had moeten worden gesteld. Hij heeft niemand vermoord en zit al zes tot zeven jaar vast. Klager wenst niet in een tbs-inrichting te verblijven. Hij moet het allemaal maar pikken. De afgelopen
negen
jaar heeft hij niemand aangeraakt. Mensenrechten en vrijheid van meningsuiting kennen ze niet in de tbs. Vraag is wie gezegd heeft dat klager ziek is. Hij mag denken en zeggen wat hij wil. Als klager dat doet, wordt gezegd dat hij psychotisch is. Hij
begrijpt niet waarom hij injecties krijgt. Klager is verziekt door de medicijnen. Hij vreest voor een leveraandoening.
In de Van Mesdagkliniek wordt klager minder vaak gesepareerd. Hij verblijft echter zes maanden te lang in de Van Mesdagkliniek.
Klagers moeder heeft last van haar voet, maar heeft klager wel een keer bezocht met de auto in Groningen. Klagers broer is tot nu toe tweemaal op bezoek gekomen.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar 05/323/TB d.d. 4 augustus 2005, waarin de beroepscommissie oordeelde dat als een gezondheidssituatie van het familielid niet levensbedreigend is er geen sprake is van een situatie waarmee rekening zou moeten worden gehouden bij
plaatsing. Klagers bezwaren tegen overplaatsing zijn ingegeven door zijn onvrede met de tbs. Voor wat betreft de gronden voor overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek wordt verwezen naar het schrijven van De Grote Beek van 6 januari 2006, waarin
verzocht
wordt om klager over te plaatsen. In deze brief wordt opgemerkt dat klager tot dat moment ieder ziektebesef en inzicht mist en schuld externaliseert en personeel wantrouwt. De laatste tijd uitte klager zich scheldend en agressief naar het personeel. De
werkrelatie met klager was erg fragiel. Het verblijf van klager op de afdeling was voornamelijk gericht op het couperen van incidenten en het continueren van medicatiegebruik. Dit vergde zoveel inspanningen dat er nog steeds geen gelegenheid was
geweest
om behandelinhoudelijk aan het werk te gaan. De kliniek concludeerde dat de behandeling van klager zich al geruime tijd in een impasse bevond en dat een tweede behandelpoging in een andere setting aangewezen leek.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

4. De beoordeling
Hetgeen klager heeft aangevoerd over zijn standpunt dat hem ten onrechte tbs met dwangverpleging is opgelegd, valt buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure. Klager heeft de mogelijkheid zijn bezwaren tegen het verlengen van de tbs voor te
leggen aan de rechter die over de verlenging daarvan beslist. In de onderhavige procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde tbs-inrichting.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn moeder en broer kan niet tot een ander oordeel leiden. De beroepscommissie stelt vast dat (momenteel) het merendeel van de tbs-inrichtingen in het noorden en oosten van het land
zijn gesitueerd terwijl veel tbs-gestelden afkomstig zijn uit het westen en hun vrienden, familie en overig sociaal netwerk veelal eveneens woonachtig zijn in het westen van het land. Indien in alle gevallen rekening zou worden gehouden met de
regionale
voorkeur van tbs-gestelden, zou dit leiden tot vergroting van de wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-inrichting en verlenging van de passantentermijn. Het belang dat tbs-gestelden zo snel mogelijk worden geplaatst opdat hun behandeling zo spoedig
mogelijk kan aanvangen c.q. worden voortgezet weegt daarom in de regel zwaarder dan eventuele regionale voorkeur.
De beroepscommissie is voorts niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevaleren
boven het belang van een overplaatsing op korte termijn naar De Kijvelanden. Daarbij komt dat ondanks klagers overplaatsing naar Groningen hij niet verstoken is gebleven van bezoek. Klagers moeder heeft hem, volgens mededeling van klager, tot nu toe
éénmaal bezocht in de Van Mesdagkliniek en zijn broer tweemaal.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager over te plaatsen naar de Van Mesdagkliniek, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dhr. J.L. Brand en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven