Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0455/TA, 8 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/455/TA

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A. Schadd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 februari 2006 van de beklagcommissie bij de Dr. H. van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 juni 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting de heer [...], juridische medewerker, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was
zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. De raadsman van klager heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing tot separatie van klager vanaf 4 januari 2006 in verband met het dreigen met geweld jegens personeelsleden;
b. de beslissing tot verlenging van de separatie vanaf 1 februari 2006.

De beklagcommissie heeft wat betreft beklagonderdeel a klager niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard en wat betreft onderdeel b het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager betwist op 4 januari 2006 de schriftelijke mededeling beperking bewegingsvrijheid (separatiemaatregel) te hebben ontvangen. De advocaat van
klager heeft de schriftelijke mededeling eerst op 27 januari 2006 ontvangen. Klager heeft meerdere malen verzocht contact te mogen opnemen met zijn advocaat, doch dit is hem geweigerd. Hij mocht alleen schriftelijk contact opnemen met zijn advocaat,
hetgeen nagenoeg onmogelijk maakt binnen de gestelde termijn beklag in te dienen. De door klager op 4 januari 2006 gedateerde brief is op 10 januari 2006 door zijn advocaat ontvangen. Vervolgens is door de advocaat om uitleg gevraagd bij de inrichting
en is contact opgenomen met klager. Klager en de advocaat beschikten niet over de schriftelijke mededeling van de opgelegde separatiemaatregel. Daarop is besloten een klacht in te dienen bij de commissie van toezicht. Klager meent dat er sprake is van
een verschoonbare termijnoverschrijding. Schriftelijke communicatie duurt per definitie langer waardoor een tijdige en adequate reactie bemoeilijkt wordt.
Klager meent dat de inrichting niet in redelijkheid tot separatie heeft kunnen besluiten omdat de beschuldigingen enkel gebaseerd zijn op verklaringen van één (wellicht rancuneuze) medepatiënt. Klager heeft tijdens een voetbalspel problemen gehad met
de
betreffende medepatiënt. Kort nadien werd door de betreffende medepatiënt aan leden van het behandelteam verteld hetgeen klager gezegd zou hebben. Er wordt enkel gesproken over ernstige bedreigingen die al dan niet seksueel getint zouden zijn. Hetgeen
daadwerkelijk door klager gezegd zou zijn wordt nergens nader onderbouwd. Recentelijk heeft klager van de betreffende medepatiënt vernomen dat hetgeen hij over klager heeft gezegd niet (geheel) juist is. De door de inrichting overgelegde brief van 25
januari 2006 van de groep aan klager is anoniem en gedateerd na het moment dat klager beklag heeft ingediend. Het lijkt er derhalve op dat de oplegging van de separatiemaatregel in eerste instantie enkel en alleen was gebaseerd op de verklaringen van
de
betreffende medepatiënt. Klager vraagt zich bovendien af of de inrichting de commissie van toezicht onverwijld in kennis heeft gesteld van het feit dat de separatie langer dan 24 uur zou duren. De schriftelijke mededeling is niet ondertekend en niet is
vast komen te staan dat deze is ondertekend door het hoofd van de inrichting. Ook wat betreft de verlenging van de maatregel meent klager dat deze eveneens niet in redelijkheid genomen had kunnen worden. De separatie is een zeer zware maatregel. Het
kan
niet zo zijn dat enkel op ongefundeerde uitspraken van een medepatiënt klager voor zo een lange duur in separatie wordt gehouden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De schriftelijke mededeling van de opgelegde separatie is ondertekend door de heer Ausems. Hij is aangewezen als plaatsvervangend
hoofd van de inrichting. De agressieve uitlatingen van klager waren, ook gelet op het door klager gepleegde delict en wetend hoe makkelijk het voor hem is te ontkennen, voor de inrichting dermate verontrustend dat hier zwaar aan is getild. Aan klager
is
derhalve een separatiemaatregel opgelegd. Na beëindiging van de separatie in maart 2006 is aan klager een gestructureerd programma aangeboden. Ook in de confrontatie met de groep heeft hij over de uitlatingen gesproken en hierover geschreven. In
verband
met de verstoorde verhoudingen en een vastgelopen behandeling is klager voorgedragen voor overplaatsing. Het doel van de behandeling is naar beneden bijgesteld tot het bieden van voldoende structuur. Wat betreft de verlengingsbeslissing heeft het hoofd
van de inrichting geen bezwaar tegen een inhoudelijke beoordeling voor zover zou blijken dat er geen klaagschrift is ingediend.

3. De beoordeling
a.
Op grond van artikel 58, vijfde lid, Bvt moet het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen, worden ingediend. Als dag waarop het klaagschrift is
ingediend, geldt die van de ontvangst door de secretaris van de beklagcommissie dan wel de dagtekening, indien het klaagschrift door tussenkomst van het hoofd van de inrichting wordt verzonden. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is
niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest.
Vast is komen te staan dat klager op 4 januari 2006 een separatiemaatregel is opgelegd. Per brief van 4 januari 2006 die op 10 januari 2006 door de advocaat van klager is ontvangen, informeert klager zijn advocaat over de opgelegde separatiemaatregel
en
verzoekt hem met hem contact op te nemen. Het door de advocaat namens klager ingediende klaagschrift dateert van 25 januari 2006 en is op dezelfde dag door de beklagcommissie ontvangen. Gelet op het vorenstaande heeft klager niet tijdig beklag
ingediend. De overschrijding van de beklagtermijn is naar het oordeel van de beroepscommissie niet verschoonbaar. Zo het al voor klager niet kenbaar is geweest binnen welke termijn hij beklag kon indienen na 4 januari 2006, blijft staan dat na de
ontvangst door de advocaat op 10 januari 2006 van de brief van klager, hij pas op 25 januari 2006 beklag heeft ingediend. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal
in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Op grond van artikel 58, eerste lid, Bvt doet de verpleegde beklag door de indiening van een klaagschrift. Uit de stukken is gebleken dat klager eerst tijdens de mondelinge behandeling van zijn klacht op 1 februari 2006 door de beklagcommissie zich
heeft beklaagd over de beslissing van 31 januari 2006 van het hoofd van de inrichting de separatiemaatregel te verlengen. Nu niet is gebleken dat klager omtrent de verlengingsbeslissing een klaagschrift heeft ingediend, had de beklagcommissie op deze
grond klager niet-ontvankelijk in zijn beklag dienen te verklaren. De beslissing van de beklagcommissie kan derhalve niet in stand blijven.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep wat betreft onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 8 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven