Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0977/GM, 4 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:04-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/977/GM

betreft: [klager] datum: 4 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring De Boschpoort te Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 30 maart 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juni 2006, gehouden in de penitenitiaire inrichtingen Amsterdam is klager gehoord. De raadsman van klager is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. De inrichtingsarts heeft schriftelijk
laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 17 maart 2006, betreft het niet operatief laten behandelen van klagers hangbuik-ptosis.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klagers buik hangt over zijn geslachtsdeel en hij ondervindt veel pijn hieraan. Hij kan niet fatsoenlijk plassen en durft uit schaamte niet over zijn aandoening te praten. De inrichtingsarts neemt klagers
aandoening niet serieus en wijst alles af. Klager had op 30 november 2005 geopereerd moeten worden, maar door een spoedeisende operatie van een ander is de operatie uitgesteld tot december 2005. Klager staat nog steeds op de wachtlijst voor een
operatie
in het ziekenhuis maar hij moet eerst gezien worden door de polikliniek. Hij wordt daartoe niet in de gelegenheid gesteld. Volgens klager is er geen contact tussen de medische dienst en het ziekenhuis. Met de pijn is niet te leven. Klager wil met spoed
geholpen worden. Hij probeert via zijn advocaat schorsing van zijn hechtenis te bewerkstelligen zodat hij de operatie kan ondergaan. Klager heeft suikerziekte. Hij komt over vier maanden (oktober 2006) vrij.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft een zeer uitgebreide hangbuik-ptosis ten gevolge van behoorlijke vermagering en vroegere abdominale operatie. Daardoor hangt een uitgebreid vetschort tot over de externe
genitaliën.
Dit is zeker een lastige aandoening die het comfort, vooral van toiletbezoek, behoorlijk vermindert. Het betreft echter geen levensbedreigende aandoening en klager is niet ziek. Wel is hij bezig met dit probleem, vooral omdat hij meent dat zijn
probleem
een nieuwe relatie zou kunnen blokkeren. Daarnaast is er zeker sprake van een schaamte- en minderwaardigheidsgevoel van klager. Klager zou al diverse specialisten hebben bezocht, tot op heden is er geen chirurgische ingreep afgesproken. Een chirurg zal
een dergelijk uitgebreid probleem niet direct chirurgisch benaderen. Het betreft geen urgent medisch probleem. De mogelijkheid voor correctie-chirurgie is op korte termijn niet beschikbaar.

3. De beoordeling
Uit de door klager ter zitting overgelegde brief van 3 april 2006 van de chirurg van het academisch ziekenhuis Maastricht is gebleken dat klager op de wachtlijst staat voor een operatie in verband met de hangbuik-ptosis waaraan hij lijdt. Voor de
beoordeling van de klacht is van belang de vraag of de hangbuik-ptosis van klager dermate levensbedreigend is dat de operatie niet kan worden afgewacht tot klagers invrijheidsstelling. De beroepscommissie beantwoordt deze vraag ontkennend. De medische
dienst mocht aannemen dat het niet om een urgente levensbedreigende situatie ging. Dat wordt nog eens bevestigd door het schrijven van de afdeling algemene chirurgie van het AZM te Maastricht, waaruit thans kan worden afgeleid dat klager tot tweemaal
toe een afspraak eind 2005 niet is nagekomen, zodat het door hem geschetste probleem van zijn kant een veeleer opportunistische benadering kent. Nu klager voorts heeft aangegeven dat hij nog vier maanden in detentie moet verblijven, is er geen directe
medische noodzaak de operatie ten tijde van klagers detentie uit te voeren. De omstandigheid dat klager veel hinder ondervindt van de hangbuik-ptosis kan niet tot een ander oordeel leiden. De beroepscommissie acht het handelen van de inrichtingsarts
derhalve niet onzorgvuldig. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 4 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven