Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0867/GM, 4 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:04-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/867/GM

betreft: [klager] datum: 4 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.O. Reiziger, advocaat te Amsterdam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 maart 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juni 2006, gehouden in de penitenitiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.O. Reiziger. De inrichtingsarts verbonden aan voormeld h.v.b. heeft schriftelijk laten
weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 2 december 2005, betreft het niet adequaat medisch behandelen van klagers buikklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Er is door het Penitentiair Ziekenhuis een liesbeuk gediagnosticeerd en hieraan is klager geopereerd. De klachten van klager zijn echter niet verminderd, maar na de operatie zelfs erger geworden.
Voor zijn operatie had klager geen last van een liesbreuk. Klager vraagt zich daarom af of de operatie nodig was en of de diagnose liesbreuk correct was. De klachten blijven en de zwellingen nemen immers niet af. Klager heeft de indruk dat de artsen
aan
het gissen zijn. De medische dienst is niet adequaat met klagers klachten omgesprongen. De medische dienst had de zwelling moeten onderzoeken. Weliswaar is een liesbreuk geconstateerd, maar dat is niet de oorzaak van de zwelling.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager klaagt sinds februari 2005 over bekkenpijn en met name pijn in de linkerlies. Klager vertelde dat er nog osteosynthesemateriaal van een bekkenfractuur aanwezig was. Daarover is
informatie
opgevraagd bij de afdeling Traumatologie van het AMC. In maart 2005 bleek er echter sprake te zijn van een liesbreuk. Hierop is klager verwezen naar het Penitentiair Ziekenhuis, alwaar hij begin juni 2005 is geopereerd. Klager twijfelt aan de diagnose
liesbreuk. Er moet echter worden aangenomen dat de chirurg geen liesbreuk opereert als die er niet daadwerkelijk is. Op 23 juni 2005 is klager met spoed opnieuw aangemeld bij het Penitentiair Ziekenhuis in verband met een pijnlijke zwelling. Vervolgens
is diverse malen geïnformeerd bij het Penitentiair Ziekenhuis over het volgen beleid. De inrichtingsarts voelt zich niet verantwoordelijk voor de wachttijden in het Penitentiair Ziekenhuis en het AMC. Vanaf juni 2005 wordt gesproken over een pijnlijke
zwelling en niet over een liesbreuk. De inrichtingsarts weet niet zeker of de pijn in relatie met de gevonden afwijking staat. Indien na afronding van het onderzoek door de chirurg van het Penitentiair Ziekenhuis geen verklaring en therapie voor de
pijn
gevonden kunnen worden, komt de suggestie van de traumatoloog van het AMC voor het maken van een afspraak voor foto’s van de bekkenfractuur in 2002 in beeld.

3. De beoordeling
Uit de overgelegde stukken, waaronder het medisch dossier van klager, is gebleken dat klager in juni 2005 door de inrichtingsarts is verwezen naar het Penitentiair Ziekenhuis, alwaar hij op 7 juni 2005 is geopereerd vanwege een liesbreuk. Van 27 juni
tot 1 juli 2005 en van 8 juli tot 12 juli 2005 is klager wederom door de inrichtingsarts ingestuurd naar het Penitentiair Ziekenhuis ter beoordeling van een zwelling ter plaatse van de geopereerde lies. De medische dienst heeft vervolgens verscheidene
malen contact opgenomen met het Penitentiair Ziekenhuis teneinde het te volgen beleid te vernemen. Klager is op 30 november 2005 gezien door de chirurg van het Penitentiair Ziekenhuis, waarna nog een CT-scan is verricht.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. De inrichtingsarts heeft voor de te stellen diagnose
en het te volgen beleid klager verwezen naar het Penitentiair Ziekenhuis en overleg gepleegd met de specialisten. Zijn houding om eerst het verloop van de zwelling af te wachten alvorens nader onderzoek te (laten) doen, is gegeven de recente
liesoperatie niet onzorgvuldig. Dat de oorzaak van de pijn niet bekend is, is de inrichtingsarts niet te verwijten. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 4 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven