Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1124/GB, 2 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:02-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1124/GB

Betreft: [klager] datum: 2 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 april 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de Forensisch Psychiatrische Kliniek van de GGZ Drenthe (FPK) te Assen afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 16 maart 2004 gedetineerd. Hij verbleef in huis van bewaring/ISD Rotterdam. Op 21 september 2005 is hij overgeplaatst naar de KPO-afdeling van het penitentiair selectiecentrum (PSC), waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de FPK in Assen als volgt toegelicht.
Klager is naar het PSC overgeplaatst omdat hij geestelijk in de knoei zit. In het PSC is hij aan strenge psychologische onderzoeken onderworpen en daaruit is naar voren gekomen dat klager een langere behandeling nodig heeft. Door de psycholoog van het
PSC is een plaatsing in het FPK aangevraagd. Klager heeft daar inmiddels ook een intakegesprek gevoerd en dat was positief. Gelet op de ernst van de problematiek wilde het FPK klager meteen op de wachtlijst plaatsen. Door de negatieve beslissing van de
selectiefunctionaris zal de behandeling onnodig lang op zich laten wachten. Klager staat inmiddels aangemeld voor behandeling in oktober 2006. In eerste instantie wilde men klager behandelen gedurende de laatste vierentwintig maanden van zijn detentie.
Verzoekers problemen zullen, indien de behandeling langer op zich laat wachten verergeren. Hij hoopt dan ook dat er snel op het beroep zal worden beslist.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op 21 april 2006 heeft de selectiefunctionaris een verzoek tot plaatsing in de FPK op basis van het bepaalde in artikel 15, vijfde lid, van de Pbw, afgewezen. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek. Klagers v.i.-datum
valt
op 23 april 2008. Tijdens een eerdere detentie is klager op de voet van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw, geplaatst in Groot Batelaar te Eindhoven. Die behandeling heeft hij toen niet afgemaakt. Omdat klager tijdens zijn huidige detentie gemotiveerd
raakte voor behandeling is hij aangemeld bij het PSC, waar hij in september 2005 is geplaatst. In het daar opgemaakte TR-plan is opgenomen dat klager zijn verdere detentie zou doorbrengen op de therapieafdeling van het PSC. Uit het onderzoek van de
gedragsdeskundigen in het PSC, blijkt dat er sprake is van een forse persoonlijkheidsproblematiek. In het kader van een mogelijke behandeling daarvan heeft klager deelgenomen aan een intakegesprek bij het FPK en heeft de kliniek hem voor behandeling
geaccepteerd. Bij een dergelijke overplaatsing wordt voor de behandelduur in de toelichting Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing (hierna: de Regeling) verwezen naar artikel 15, vijfde lid, van de Pbw. Verwezen wordt naar de criteria die gelden
voor plaatsing in een penitentiair programma. Hoewel het hier geen wettelijke regeling betreft, is de werkafspraak dat iedere gedetineerde gedurende de laatste achttien maanden in aanmerking komt voor detentiefasering. Voor de plaatsing in een
detentievervangende behandeling wordt eenzelfde termijn aangehouden. Dit mede om te voorkomen dat een gedetineerde uitbehandeld zou zijn voor het einde van zijn detentie, hetgeen een probleem zou kunnen opleveren met de tenuitvoerlegging. Gelet daarop
is het verzoek om overplaatsing naar het FPK afgewezen. Aan klager is daarbij medegedeeld dat hij een nieuw verzoek kan indienen wanneer hij binnen de termijn van 18 maanden zit.

4. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 15, vijfde lid, van de Pbw, gelezen in verband met artikel 30 van de Regeling, kan de selectiefunctionaris een gedetineerde plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis, indien een dergelijke plaatsing geïndiceerd en
maatschappelijk verantwoord is. Uit de rapportage en het advies van de gedragsdeskundige van het PSC komt naar voren dat zulks op zich hier het geval is, hetgeen door de selectiefunctionaris op zich niet is bestreden.
De selectiefunctionaris heeft het verzoek tot een dergelijke plaatsing afgewezen, omdat – zo begrijpt de beroepscommissie – de duur van klagers detentie de 18 maanden, welke termijn wordt gehanteerd in de (normale) detentiefasering, overstijgt.
Weliswaar wordt in de toelichting op de Regeling (in hoofdstuk VII bij artikel 30), aangegeven dat aansluiting wordt gezocht bij de regeling die geldt voor de criteria voor een penitentiair programma, maar ook valt daar het volgende te lezen:
“(...) Hiertoe is besloten om bij de plaatsing op grond van artikel 15, vijfde lid, van de wet zoveel mogelijk aan te sluiten bij de procedure en criteria die gelden voor de plaatsing in een penitentiair programma. (...) In tegenstelling tot de deelname
aan
een penitentiair programma is een plaatsing op grond van artikel 15, vijfde lid, van de wet niet in tijd en niet tot een bepaalde doelgroep van gedetineerden beperkt. Ten aanzien van de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is het wenselijk dat ook
de gedetineerden die (nog) niet voldoen aan de criteria voor deelname aan een penitentiair programma voor plaatsing in aanmerking dienen te komen indien dit geïndiceerd en maatschappelijk verantwoord is. (...)”
Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat klagers detentie nog langer zal duren dan achttien maanden, onvoldoende gewicht heeft om tot een afwijzing van het verzoek te kunnen komen. De op de onder 3.2 genoemde grond gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris moet daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven