Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1123/GB, 27 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1123/GB

Betreft: [klager] datum: 27 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 april 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Alphen aan den Rijn afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 11 januari 1999 gedetineerd. Hij verbleef op de therapieafdeling van het penitentiair selectiecentrum (PSC), zijnde een gevangenis, te Den Haag. Op 14 juli 2005 is hij overgeplaatst naar de gevangenis (unit 2) van de locatie Dordtse
Poorten te Dordrecht, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het beroep is gericht tegen de beslissing van de selectiefunctionaris tot afwijzing van klagers verzoek om overplaatsing naar de gevangenis Alphen aan den Rijn.
Klager heeft voor de locatie Dordtse Poorten gekozen omdat klagers psycholoog en klager naar een rustige afdeling met een beperkt aantal gedetineerden zochten en de locatie Dordtse Poorten bekend was bij hen. Zodoende is klager op de bijzondere
zorgafdeling terechtgekomen, omdat klager rust om zich heen nodig had om zich zowel geestelijk als lichamelijk goed te voelen. Na een aantal maanden waren er wat strubbelingen, waarna klager direct van de b.z.a. is gehaald en op de inkomstenafdeling is
geplaatst. Sinds klager op de inkomstenafdeling verblijft merkt hij dat het slechter met zijn gezondheid gaat, met name geestelijk. Het is elke dag een worsteling voor klager om zijn hoofd boven water te houden. Om die reden wil klager naar een andere
gevangenis met een kleine afdeling.

De sociale contacten zijn zeer beperkt op de inkomstenafdeling. Het is een komen en gaan van gedetineerden en klager mist een vertrouwd persoon om zich heen. Dit is ook een van de redenen waarom klager vaker in zijn cel is dan er buiten. Klager wil
overgeplaatst worden zodat hij bij zijn broer kan zijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op 8 juni 2005 is klager overeenkomstig zijn opgegeven voorkeur geselecteerd voor de locatie Dordtse Poorten. Op 29 maart 2006 heeft klager om overplaatsing verzocht naar de gevangenis Alphen aan den Rijn, zulks omdat er geen chemie meer zou zijn
tussen
hem en het personeel en omdat hij bij zijn broer geplaatst wil worden. Dit verzoek is afgewezen. In het selectieadvies komt naar voren dat klager een groepsgeschikte goed te corrigeren man is. Hij verblijft vanwege zijn psychische problematiek op een
kleine afdeling. Omtrent klager is door de psycholoog van het PSC rapportage uitgebracht. Daarin staat vermeld dat de psycholoog het, gelet op de ingewikkelde situatie van het – door hen gezamenlijk gepleegde – delict niet wenselijk acht dat klager en
zijn broer samen worden geplaatst. Gelet daarop zijn er onvoldoende medische en/of sociale indicaties om klagers verzoek te honoreren. De selectiefunctionaris geeft daarbij nog aan dat het verblijf van klagers broer in de gevangenis Alphen aan den Rijn
als een contra-indicatie voor plaatsing aldaar kan worden beschouwd. Klager is inmiddels, na een verblijf op de inkomstenafdeling van de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten, doorgeplaatst naar een reguliere afdeling

3.3. De beoordeling
De selectiefunctionaris heeft bij zijn beslissing rekening gehouden met de inlichtingen van de directeur van de inrichting waar klager verblijft d.d. 24 maart 2006, het advies van de psycholoog van het PCS d.d. 26 mei 2005 en met de nadere telefonische
inlichtingen namens de directeur van klagers verblijfsinrichting. Uit die verkregen inlichtingen kon de selectiefunctionaris op goede gronden concluderen dat een overplaatsing van klager naar de gevangenis Alphen aan den Rijn gecontraïndiceerd was.
Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal daarom
ongegrond worden verklaard

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven