Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1774/STA, 20 juli 2006, schorsing
Uitspraakdatum:20-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1774/STA

betreft: [klager] datum: 20 juli 2006

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Dr. S. van Mesdagkliniek, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen (tot verlenging) van het hoofd van de inrichting van respectievelijk 30
juni 2006 en 1 juli 2006, die aan verzoeker zijn uitgereikt op 7 juli 2006, inhoudende: a. beperkingen betreffende het ontvangen van bezoek, te weten (niet ingevuld) c.q. het door verzoeker aangevraagde bezoek kan niet tot hem worden toegelaten, b.
beperkingen betreffende telefoneren, te weten niet telefoneren, c. begeleiding buiten de afdeling, d. geen deelname aan recreatieve activiteiten buiten de afdeling, te weten (niet ingevuld), e. geen deelname aan groepsactiviteiten buiten de afdeling,
te
weten (niet ingevuld), f. het intrekken van verlofmogelijkheden, g. verzoeker mag geen spullen bestellen bij patiënten die verlof hebben en h. verzoekers post wordt zonde zijn aanwezigheid gecontroleerd.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 11 juli 2006, de schriftelijke toelichting van zijn raadsman mr. S.O. Roosjen van 18 juli 2006 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 18
juli 2006 en de telefonische toelichting van verzoekers raadsman op 19 juli 2006.

1. De standpunten
Verzoeker heeft gevraagd om schorsing van de beperkingen, die hem bij beslissingen van respectievelijk 30 juni 2006 en 1 juli 2006 zijn opgelegd. De betreffende beslissingen zijn op 7 juli 2006 aan verzoeker uitgereikt. Verzoeker is sinds 27 juni 2006
volledig van de buitenwereld afgesloten en in de inrichting opgesloten. Hij heeft er begrip voor dat de inrichting iets wilde en moest doen, maar in de mate, waarin dit nu geschiedt, is alleen al vanwege de duur buitenproportioneel zwaar. Temeer omdat
er geen strafbaar feit in geding is en daar ook door de inrichting geen onderzoek naar gedaan wordt. Het perspectief, dat verzoeker geboden wordt, is zodanig onzeker dat verzoeker niet weet waar hij aan toe is en nog tot 28 juli 2006 onder de huidige
omstandigheden gedetineerd kan blijven en ook daarna nog onder deze en andere voorwaarden vastgehouden kan worden. Verzoeker wenst dat deze vorm van detentie beëindigd wordt en dat hij weer in de FPA te Franeker mag verblijven en/of in zijn eigen
woning
te [A]. Alles wat de inrichting beoogt, kan ook bereikt worden zonder deze manier van overreageren. In de toelichting op de mededelingen van de inrichtingen staat aangegeven dat verzoeker zijn proefverlofvoorwaarden zou hebben geschonden. In het
bijzonder zou hij gezwegen hebben over een relatie, terwijl dit delictgerelateerd gedrag zou zijn. Verzoeker zou één en ander ook niet onderkennen. In verband met verder onderzoek zijn aan verzoeker een aantal beperkingen opgelegd. Verzoeker kan
erkennen dat hij een relatie is aangegaan, doch betwist uitdrukkelijk dat er sprake is van een situatie, die maar in de verste verte in de buurt van delictgerelateerd handelen is gekomen. Verzoeker acht dan ook de reactie van de inrichting sterk
overdreven, mede gelet op de gevolgen die één en ander voor hem heeft.

Telefonisch heeft verzoekers raadsman op 19 juli 2006 toegelicht dat de beslissingen, waarvan schorsing van de tenuitvoerlegging wordt verzocht, zijn genomen op respectievelijk 30 juni 2006 en 1 juli 2006. Omdat aanvankelijk op die beslissingen vermeld
was dat de duur van de beperkingen onbepaald was, zijn deze beslissingen op dit punt gewijzigd en is vervolgens als duur vier weken vermeld. De gewijzigde beslissingen zijn op 7 juli 2006 aan verzoeker uitgereikt.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat verzoeker vanuit het FPA in Franeker naar binnen is geplaatst nadat hij een mededeling beperkingen heeft ontvangen. Hij is op 28 juni 2006 naar binnen geplaatst, omdat hij de
bijgevoegde proefvoorwaarden heeft geschonden. In deze voorwaarden staat beschreven dat verzoeker openheid moet geven ten aanzien van het aangaan van relaties, omdat dit een delictgerelateerd item is. Dit heeft hij niet gedaan, terwijl hij een relatie
is aangegaan met een medewerkster van de inrichting. Vanaf zijn terugplaatsing zijn er veel gesprekken gevoerd met verzoeker en is er een onderzoek gestart. Er wordt onderzocht in hoeverre verzoeker manipulatief is, dan wel liegt, met betrekking tot
zijn resocialisatietraject. Het is niet juist dat de beperkingen te lang zouden duren. Bij het proefverloftraject zijn meerdere partijen betrokken. Daarmee is overleg over de ontstane situatie nodig. Ieder voor zich zal de situatie moeten onderzoeken
en
vervolgens voegt men dat samen in een gemeenschappelijk overleg. Dit overleg vindt op 20 juli 2006 plaats. De termijn van ongeveer twee weken voor onderzoek en overleg is niet onevenredig. Zeker niet in deze periode van het jaar. Op de mededeling
beperkingen stond ten onrechte vermeld dat de duur onbepaald is. Dit klopt niet. De duur kan maximaal vier weken zijn met de mogelijkheid van verlenging. De opgelegde beperkingen zijn op zich voor deze periode van onderzoek reëel, daar verzoeker anders
partijen zou kunnen gaan beïnvloeden, hetgeen ongewenst is.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de hiervoor vermelde beslissingen zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting.
Ten aanzien van onderdeel a.:
Uit artikel 37, derde lid, Bvt volgt dat het hoofd van de inrichting bezoek van een bepaalde persoon of bepaalde personen kan weigeren voor een periode van ten hoogste vier weken. Verzoeker is bezoek geweigerd zonder dat nader aangegeven is van welke
perso(o)n(en).
Ten aanzien van onderdeel b.:
Artikel 38, eerste lid, Bvt bepaalt dat de verpleegde het recht heeft om tenminste éénmaal per week gedurende tien minuten te telefoneren. Op de bestreden beslissing staat vermeld ‘niet telefoneren’.
De betreffende beslissingen zijn op respectievelijk 30 juni 2006 en 1 juli 2006 genomen, gewijzigd voor wat betreft de duur van beperkingen, en op 7 juli 2006 aan verzoeker uitgereikt. Artikel 54 Bvt voorziet echter niet in een mogelijkheid om
beslissingen met terugwerkende kracht op te leggen.
Gelet op het bovenvermelde zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek, nu de beslissingen van het hoofd van de inrichting zoals die thans in de huidige vorm schriftelijk zijn vastgelegd niet voldoen aan de wettelijke vormvoorschriften als
bepaald in artikel 37, derde lid, artikel 38, eerste lid, en artikel 54 Bvt.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van het hoofd van de inrichting.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven