Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0287/TA, 19 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/0287/TA

betreft: [klager] datum: 19 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 januari 2006 van de beklagcommissie bij Flevo Future, locatie Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 mei 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
Het hoofd van de inrichting en klagers raadsman, mr. S.O. Roosjen, hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing om klager ziekengeld in plaats van een arbeidsongeschiktheidsuitkering toe te kennen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager vraagt zich af waarop het oordeel van de inrichting is gebaseerd dat hij niet arbeidsongeschikt zou zijn, nu hij vanaf mei 2004 tot en
met oktober 2005 nooit door een keuringsarts is gekeurd. Patiënten die in dezelfde positie als klager hebben verkeerd kregen wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Klager acht zich in zijn medische klachten niet juist behandeld door de inrichting en
het standpunt van de inrichting, dat hij niet in aanmerking komt voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering, lijkt een vervolg hierop. Langdurig werden zijn klachten afgedaan al aanstellerij en psychosomatisch. Eerst later werd vastgesteld dat hij
langdurig last leek te hebben van een hernia, waaraan hij vervolgens is geopereerd.
In de zak- en kleedgeld en beloningsregeling wordt niet goed duidelijk wat het verschil is tussen ziekte enerzijds en arbeidsongeschiktheid anderzijds. Bij gebrek aan duidelijkheid gaat het niet aan om financiële consequenties aan het een en ander te
verbinden. In de oude regeling staat dat het hoofd behandeling in overleg met de medische dienst beslist of iemand al dan niet (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is. Ten onrechte is er geen arts in deze keuring betrokken. In de nieuwe regeling is
aangegeven dat een arts beoordeelt of iemand arbeidsgeschikt is.
Klager had in april 2004 een gebroken enkel en hij heeft toen een arbeidsongeschiktheidsuitkering gekregen. Sinds eind maart 2004 had klager last van zijn nek. Door de inrichting werd daar geen aandacht aan besteed. Medio augustus 2004 is door de
neurochirurg [...] besloten dat klager met spoed aan een nekhernia geopereerd moest worden. Klager heeft inmiddels met terugwerkende kracht over de periode dat hij in het ziekenhuis was opgenomen een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen. Volgens
klager kan een neurochirurg niet oordelen over arbeidsongeschiktheid, dat kan alleen een ARBO arts. In oktober 2005 is klager gekeurd door een ARBO arts en arbeidsgeschikt bevonden. Wat deze arts heeft gezegd klopt niet, want in januari 2006 is klager
vier maal geopereerd. Klager heeft schade aan zijn ruggenmerg en daardoor last van zijn handen. Voorts heeft klager een vernauwing in zijn onderrug. Tegen de pijn heeft klager een jaar lang morfine en valium geslikt. Volgens het rooster moet klager 15
uur werken en hij krijgt geen aangepaste arbeid aangeboden. Klager is al twee jaar bezig voor een speciale stoel, omdat hij tijdens het werk kramp in zijn handen krijgt. Op een andere afdeling zijn er patiënten, die speciale matrassen en aangepaste
stoelen hebben. Ook is er geen overleg geweest met de ergotherapeut. Volgens de inrichting zijn klagers klachten psychosomatisch. Klager heeft een klacht ingediend bij het Medisch Tuchtcollege. Klager heeft zelf zijn revalidatie moeten regelen, ook al
schreef ziekenhuis dat voor.
Klager krijgt in juni 2006 een MRI scan en dan wordt beoordeeld of hij arbeidsgeschikt is. Volgens klager heeft de huisarts van de inrichting beslist dat hij niet mag werken in verband met de wond in zijn rug na de operatie van januari 2006.
Klager ontvangt nu al bijna twee jaar ziekengeld. In de oude “zak- en kleedgeld en beloningsregeling” staat niet dat pas na twee jaar ziekengeld een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan de orde komt.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt bij brief van 27 april 2006 als volgt toegelicht. In de periode dat de klacht speelt, is het uitgangspunt dat na een periode van twee jaar ziekengeld
en
nadat de patiënt arbeidsongeschikt is verklaard betaling van arbeidsongeschiktheidsgeld aan de orde is. Omdat, naar het oordeel van de kliniek, bij de lichamelijke klachten ook een psychische component speelde, is aan klager, hoewel hij in staat was
lichte werkzaamheden te verrichten en hij dus niet arbeidsongeschikt was, als compromis ziekengeld betaald. De kliniek wilde een strijd met klager voorkomen. Om die reden is ook aan klager voor de periode dat hij in het ziekenhuis was opgenomen
arbeidsongeschiktheidsgeld uitbetaald (in de vorm van een nabetaling). Op 14 februari 2006 is in de inrichting een nieuwe regeling “zak- en kleedgeld en beloning” ingevoerd.

3. De beoordeling
Het klaagschrift van 28 augustus 2005 is 1 september 2005 bij de commissie van toezicht ontvangen. Klager keert zich tegen de - wekelijkse- betaling van ziektegeld in plaats van een (hogere) arbeidsongeschiktheidsuitkering vanaf medio april 2004. Nu
het
klaagschrift is ingediend op 1 september 2005 zal de beroepscommissie de situatie uitsluitend beoordelen vanaf dat moment.
Ten aanzien van de beloning van verpleegden voor hun deelname aan opdrachten/werkzaamheden in de inrichting in het kader van hun behandeling geldt de Regeling beloningssysteem verpleegden d.d.18 oktober 2000, nr. 5054167/00/DJI, met het
wijzigingsbesluit d.d. 30 december 2003, nr. 5249494/03/DJI. Op grond van de Regeling dient het hoofd van de inrichting ten aanzien van iedere verpleegde vast te stellen in hoeverre hij in staat is opdrachten/werkzaamheden in het kader van zijn
behandeling te verrichten. Indien het hoofd van de inrichting in dit verband een verpleegde als ongeschikt daarvoor aanmerkt, is het uitgangspunt dat de verpleegde die op zichzelf bereid is tot het verrichten van opdrachten/werkzaamheden, ongeacht de
arbeidsinspanning ten aanzien van (eventueel) aangepaste opdrachten/werkzaamheden, een uitkering krijgt van ten minste 70 % van hetgeen hij had kunnen verdienen in geval van gehele geschiktheid.
In de door de inrichting vastgestelde Zak- en kleedgeld en beloningsregeling van 1 april 2004 geldt als uitgangspunt dat een patiënt maximaal 15 uur per week aan betaalde activiteiten kan deelnemen. Indien een patiënt zich ziek meldt en derhalve niet
mee kan doen aan een van de betaalde activiteiten, dient de medische dienst voor controle te komen. Na bevestiging van de klachten door de medische dienst ontvangt een patiënt ziekengeld. Een patiënt die, na vaststelling door het betreffende hoofd
behandeling en in overleg met de medische dienst, (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is bevonden, ontvangt de daarbij behorende vergoeding. Voor gederfde inkomsten gelden de volgende bedragen: ziekengeld € 1,70 en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt € 2,40
per uur.
Op 14 februari 2006 is een nieuw Protocol zak- en kleedgeld en beloning ingevoerd. Hierin wordt onder 7.2, punt 5 gesteld dat indien de aan de kliniek verbonden arts van mening is dat de patiënt vanwege ziekte niet in staat was deel te nemen aan
betaalde activiteiten, de patiënt alsnog met terugwerkende kracht ziekengeld krijgt uitgekeerd. Onder 7.3.1, punt 1, wordt aangegeven dat de arts bij een periode van langdurige ziekte van de patiënt uiterlijk na zes maanden (...) beoordeelt of de patiënt
(gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is.

Klager is van mening dat hij wegens een nekhernia niet in staat is te werken en derhalve arbeidsongeschikt verklaard had moeten worden. Klager ontvangt sinds april 2004 ziekengeld. Klager heeft schade aan zijn ruggenmerg en daardoor last van zijn
handen. Voorts heeft klager een vernauwing in zijn onderrug. Bij brief van 2 oktober 2005 heeft de neurochirurg verklaard dat klager lichte werkzaamheden mag verrichten.
De beroepscommissie is van oordeel dat de klachten van klager - nu één en ander door Flevo Future niet wordt weersproken - door de kliniek niet altijd serieus zijn genomen. Niet valt in te zien waarom de kliniek, gelet op klagers lichamelijke en
psychische gesteldheid, geen ergotherapeut heeft ingeschakeld om klager te begeleiden naar lichte arbeidswerkzaamheden.

Door klager is voorts aangevoerd dat hij in januari 2006 een viertal operaties aan zijn rug heeft moeten ondergaan. Nu dit niet is weersproken door Flevo Future, is de beroepscommissie van oordeel dat ondanks dat de neurochirurg bij brief van 2 oktober
2005 heeft verklaard dat klager lichte werkzaamheden mag verrichten, gelet op de noodzaak van een viertal operaties aan klagers rug slechts drie maanden daarna, het er voor dient te worden gehouden dat klager reeds vanaf september 2005 al op zijn minst
gedeeltelijk arbeidsongeschikt kan worden beschouwd. Daarmee komt hij in aanmerking voor de vergoeding wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid van € 2,40 per uur met een maximum van 15 uren per week. Deze situatie verandert pas wanneer klager na
een nieuwe keuring weer arbeidsgeschikt zou worden verklaard.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om aan klager vanwege de
gegrondverklaring van het beroep een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt het hoofd van de inrichting op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Zij acht voor het overige geen termen aanwezig voor toekenning van een tegemoetkoming.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. B. Dekken en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 19 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven