Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0197/TA, 7 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/197/TA

betreft: [klager] datum: 7 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 november 2005 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 mei 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.P. Holthuis, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker, en
[...], behandelcoördinator.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. toezicht op klagers post met ingang van 22 juni 2005;
b. de verlenging van het onder a. bedoelde toezicht met ingang van 5 juli 2005;
c. de verlenging van het onder a. bedoelde toezicht met ingang van 2 augustus 2005;
d. de weigering om aan klager poststukken van loterijen uit te reiken op 5 juli 2005;
e. de weigering om aan klager een achttal poststukken uit te reiken op 13 juli 2005;
f. de weigering om aan klager poststukken uit te reiken op 29 juli 2005 en
g. het niet toestaan aan klager om geld te besteden aan loterijen en adviezen van ‘Maria Duval’.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De vraag is of klager nog ruimte krijgt om zijn leven in richten. Klager wil zelfstandig kunnen beslissen waar hij aan meedoet. De
beperkingen,
die aan klager worden opgelegd, hebben niets met zijn verliefdheidswaanzin te maken. De verliefdheid heeft wel bestaan, maar bestaat inmiddels niet meer terwijl een aantal beperkingen doorloopt. De beklagcommissie heeft aangegeven dat er wellicht
afspraken met klager kunnen worden gemaakt tot welk bedrag hij kan meespelen in een loterij. De link tussen klagers verliefdheid en zijn deelname aan de loterij van en de correspondentie met ‘Maria Duval’ is iets te snel aangenomen. Niet ingezien wordt
waarom klager niet met ‘Maria Duval’zou mogen corresponderen, tenzij dit gevaar zou opleveren voor de inrichting, maar dat is niet aangetoond. Klager heeft al anderhalf jaar geen contact meer met ‘Maria Duval’ omdat hij geen post meer van ‘Maria Duval’
mag ontvangen. De Australische loterij staat los van ‘Maria Duval’. Het medium ‘Maria Duval’ heeft echter wel voorspeld dat klager in die loterij zou winnen. Klager is niet meer verliefd op het personeelslid en heeft inmiddels iemand anders. Klager
begrijpt de toentertijd opgelegde beperkingen nu wel. Dat inzicht is wel gekomen, maar de postmaatregel mag er nu wel af.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is onderzocht door de behandelend psychiater en deze heeft vastgesteld dat er sprake was van een verliefdheidswaan. In
juni/juli 2005 heeft klager aangegeven verliefd te zijn op een personeelslid. Dit is een obsessie geworden. De verliefdheid was niet wederzijds. Signalen van andere tbs-gestelden gaven aan dat klager tot alles in staat was. Er heeft ook een handgemeen
met een medeverpleegde plaatsgevonden, omdat klager meende dat de medeverpleegde klager wilde weghouden van het persoonslid. Dit heeft de veiligheid in gevaar gebracht. De brieven van ‘Maria Duval’ gaven aan dat klager moest volharden in zijn
verliefdheid en dat hij uiteindelijk succesvol zou zijn. Het personeelslid had wel eens in amicale sfeer gezegd dat zij wel een miljonair als man zou willen hebben. Klager heeft dat aldus opgevat dat hij als hij miljonair zou zijn het personeelslid
voor
zich zou kunnen winnen. Klager was overtuigd dat het personeelslid haar man en kinderen zou verlaten als klager zou voldoen aan enkele voorwaarden. Klager zou miljonair worden en de sociotherapeutische medewerkers moesten hem niets in de weg leggen. De
loterij, waaraan klager deelnam, was verbonden aan de ‘Maria Duval’-organisatie. Omdat klager niet wilde stoppen, is ter bescherming van klager en juist ook ter verbreking van de fixatie op het personeelslid, en daarmee ter bescherming van de
veiligheid
in de inrichting, besloten om toezicht op zijn post uit te oefenen en hem niet meer toe te staan om geld te besteden aan de adviezen van ‘Maria Duval’ en aan loterijen. De waan leek af te nemen na de genomen maatregelen. Er worden nog steeds brieven
van
‘Maria Duval’ onderschept.
Klager heeft aangegeven dat hij zo’n € 4.000,= heeft besteed aan ‘Maria Duval’. Voorkomen moet worden dat tbs-gestelden zich diep in de schulden steken.
Er is geen verbod om deel te nemen aan loterijen opgenomen in de huisregels.

3. De beoordeling
Het hoofd van de inrichting is op grond van artikel 35, derde en vijfde lid, Bvt bevoegd om op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor de verpleegde telkens voor een periode van ten hoogste vier weken toezicht uit te
oefenen en de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken te weigeren indien dit noodzakelijk is met het oog op onder meer het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en de afwending van ernstig
gevaar voor de gezondheid van de verpleegde.

Klager, die verliefd was op een personeelslid en bij wie volgens zijn behandelend psychiater sprake was van een verliefdheidswaan die deel uitmaakte van klagers psychiatrische stoornis, ontving - tegen betaling - adviezen van een organisatie c.q.
medium
genaamd ‘Maria Duval’. ‘Maria Duval beloofde klager per brief levensgeluk en gaf hem raad voor wat betreft het veroveren van de vrouw op wie hij verliefd was.

Namens het hoofd van de inrichting is klager het onder a. tot en met c. vermelde toezicht op zijn post opgelegd en is hem, zoals onder d. tot en met f. vermeld, geweigerd poststukken van ‘Maria Duval’ te ontvangen in verband met de handhaving van de
orde of de veiligheid in de inrichting en de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde. In verband met de fixatie op het personeelslid was klager al eerder betrokken bij een handgemeen, omdat hij meende dat een medeverpleegde
hem
wilde weghouden bij het personeelslid op wie klager verliefd was. De postbeperkingen waren tevens bedoeld ter verbreking van klagers fixatie op het personeelslid en dienden tevens ter bescherming van klager omdat aannemelijk werd geacht dat klager
slachtoffer is geworden van de ‘Maria Duval’ organisatie, waaraan klager een aanzienlijk geldbedrag heeft besteed.

Het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie
bevestigen.
Op grond van artikel 45 Bvt en artikel 40, tweede lid, Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) heeft het hoofd van de inrichting het eigen geld van een verpleegde in beheer, indien niet anders is bepaald in het verplegings- en
behandelingsplan. Het hoofd van de inrichting is derhalve in principe bevoegd te beslissen in hoeverre een verpleegde over zijn eigen geld kan beschikken.
In het kader van dat beheer bestaat de mogelijkheid tegen te gaan dat de verpleegde onverantwoorde excessieve uitgaven doet. Nu de huisregels daarover niets bepalen, kan op grond van deze beheersbevoegdheid geen algemeen verbod op deelname aan
loterijen
worden uitgevaardigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. M. Smit en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven