Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1361/SGA, 30 mei 2006, schorsing
Uitspraakdatum:30-05-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1361/SGA

Betreft: [klager] datum: 30 mei 2006

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Maashegge te Overloon.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie d.d. 24 mei 2006, inhoudende:
a. de oplegging van de disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie voor de duur van vier dagen, ingaande op 24 mei 2006 om 10.50 uur en eindigende op 28 mei 2006 om 07.00 uur, wegens het na een
bevestigingsonderzoek positief bevonden zijn op het gebruik van softdrugs,
b. de maatregel dat verzoeker uit zijn baantje van afdelingsreiniger wordt gezet.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 24 mei 2006. De raadsman van verzoeker, mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht, heeft tot op heden geen gebruik gemaakt
van de hem gegeven gelegenheid om een nadere reactie te geven op het door verzoeker ingediende verzoekschrift.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek schriftelijk toegelicht. Daarbij is het volgende aangevoerd. Bij een positieve score op het gebruik van THC wordt normaliter een sanctie opgelegd van vier dagen afzondering op een reguliere cel zonder televisie. Verzoeker is
echter medegedeeld dat hem tevens zijn baantje als afdelingsreiniger wordt afgepakt indien er een positieve score volgt uit het bevestigingsonderzoek. Er zijn nooit klachten geweest en hij heeft zijn werk immer naar behoren verricht. Op deze manier
wordt verzoeker dubbel gestraft terwijl eerder is bepaald dat dat niet mag. Dit is in de inrichting bekend maar men houdt zich er niet aan.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Verzoeker is na een reguliere urinecontrole en een op zijn verzoek gehouden bevestigingsonderzoek positief bevonden op het gebruik van softdrugs. Aan hem is genoemde
disciplinaire straf opgelegd. Het feit dat hem is medegedeeld dat hij geen afdelingsreiniger mag zijn staat los van deze straf en maakt daar geen onderdeel van uit. Het benoemen van een afdelingsreiniger is een zaak van de afdeling zelf. Wanneer iemand
wordt aangesteld of van zijn baantje wordt ontheven dan krijgt hij hiervan geen schriftelijke mededeling.
Er is geen reden om tegemoet te komen aan het schorsingsverzoek.

2. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a overweegt de voorzitter als volgt.
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat deze disciplinaire straf afliep op 28 mei 2006 om 07.00 uur.

Nu de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van het
verzoek zodat het verzoek daarom in zoverre moet worden afgewezen.

De voorzitter overweegt met betrekking tot onderdeel b als volgt. Het fungeren als afdelingsreiniger is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter een privilege. Indien beslist wordt dat de daaraan verbonden werkzaamheden niet meer mogen worden
verricht naar aanleiding van een opgelegde disciplinaire straf zoals omschreven onder a, kan daartegen niet met vrucht een schorsingsverzoek worden ingediend. Het verzoek dient derhalve ook in zoverre te worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. D.J. Dee, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 30 mei 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven