Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0238/GA, 27 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/238/GA

betreft: [klager] datum: 27 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen,

gericht tegen een uitspraak van 20 december 2005 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b. gehoord.
In verband met vervoersproblemen is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, afzonderlijk gehoord ten overstaan van een lid van de beroepscommissie op 8 juni 2006 in de locatie De Grittenborgh te Hoogeveen. Een verslag hiervan is bij
deze uitspraak gevoegd. De raadsvrouw is in de gelegenheid gesteld nadere informatie bij de arts op te vragen. Bij brief van 22 juni 2006 heeft de arts bericht – zakelijk samengevat – dat hij zich het voorval niet meer kan herinneren. Op 11 juli 2006
ontving de beroepscommissie een nadere reactie van de raadsvrouw van klager inhoudende dat de zaak zonder nadere informatie van de arts kan worden afgedaan. Deze is aan de directeur toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het tijdstip waarop klager in het weekend zich mag douchen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie overweegt dat de directie strikt genomen niet onrechtmatig handelt, doch dat in dit geval het belang van klager dient te
prevaleren en klager op beide weekenddagen om 8.45 uur moet kunnen douchen. Klager heeft echter aangegeven dat hij op werkdagen ook toestemming heeft om op medische gronden te douchen, maar dat hij daar geen gebruik van maakt. Op werkdagen gaat hij
naar
de arbeid en kiest hij ervoor zichzelf ’s morgens te wassen met water uit een emmer. De directeur meent dat de situatie van de werkdagen bij de beoordeling van de klacht moet worden betrokken. De inrichtingsarts heeft nimmer expliciet aangegeven dat
klager om 8.45 uur moet kunnen douchen, enkel dat het in de ochtend moet gebeuren. Als het werkelijk om “medisch douchen” gaat zou klager niet-ontvankelijk in zijn beklag moeten worden verklaard en zou klager moeten worden verwezen naar de medisch
adviseur bij het Ministerie van Justitie. De opmerking dat het naleven van het voorschrift de inrichting niet voor onoverkomelijke organisatorische problemen stelt is niet correct. Het feit dat klager op een afdeling verblijft met meerpersoonscellen
maakt dat nadrukkelijker gekeken moet worden of het aantal gedetineerden dat over de vloer loopt binnen de personele norm past.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – verkort en zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Klager klaagt niet over het medisch handelen van de inrichtingsarts omdat het advies van de
inrichtingsarts
helder is. De inrichtingsarts heeft aangegeven dat het medisch noodzakelijk is dat klager
’s ochtends een douche neemt en dit betekent direct na het opstaan. De directeur handelt onrechtmatig door het voorschrift van de arts niet na te leven. Een redelijke uitleg van de aanwijzing van de medische dienst betekent dat niet tot 10.00 uur
gewacht kan worden. Klager maakt gebruik van een katheter en deze moet na de nacht worden schoongemaakt. Het komt regelmatig voor dat er urine wordt gemorst. Op werkdagen is het probleem minder groot. Klager gebruikt dan een kleinere katheter omdat de
nachtelijke perioden van insluiting korter zijn. Daardoor lekt er minder en is het eenvoudiger schoon te maken. Om de plakrand waarmee de opvangzak van de katheter aan het lichaam is bevestigd los te krijgen is warm water (douchewater) nodig. De
tegemoetkoming van € 15,= is te gering gelet op het feit dat klager onheus is bejegend in het h.v.b. Almere-Binnen. Klager heeft aanzienlijke moeite genomen om zich te redden uit het oogpunt van de sociale omstandigheden waarin hij zich moet handhaven
maar dit is voor hem uiterst onprettig geweest. Het wassen met water uit een emmer wordt in het proces-verbaal bij de uitspraak van de beklagcommissie te eenvoudig voorgesteld. Het feit dat klager op werkdagen zich anderszins probeert te redden
betekent
niet dat de directeur daarmee is ontheven van zijn verplichting voor klager de nodige hygiënische verzorging mogelijk te maken.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 42, vierde lid, onder b Pbw draagt de directeur zorg voor de behandeling van de gedetineerde op aanwijzing van de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger. Op grond van artikel 44, vierde lid, Pbw draagt de directeur
zorg
dat de gedetineerde in staat wordt gesteld zijn uiterlijk en hygiëne naar behoren te verzorgen.
Vast is komen te staan dat klager in verband met het gebruik van een katheter zich na de nacht moet wassen. Bij de stukken bevindt zich een e-mailbericht van de medische dienst waarin wordt aangegeven dat voor klager er een medische grond is om iedere
ochtend te douchen. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de directeur gelet op dit medische voorschrift van de medische dienst de voormelde in artikel 42 Pbw opgenomen zorgplicht heeft geschonden. Evenmin is sprake van een schending van de
zorgplicht
van voornoemd artikel 44 van de Pbw. Klager wordt immers in de gelegenheid gesteld elke dag te douchen. Verder is de noodzaak om in het weekend om 8.45 uur te douchen in plaats van 10.00 uur onvoldoende aannemelijk geworden, met name nu is gebleken dat
hij op werkdagen in staat is zich op een andere wijze met behulp van water uit een emmer te wassen. De omstandigheid dat het dragen van een katheter voor klager (sociale) belemmeringen meebrengt, leidt niet tot een ander oordeel. Gelet op het
vorenstaande had de beklagcommissie het beklag ongegrond dienen te verklaren. Het beroep van de directeur zal om die reden gegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven