Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1496/SGB, 15 juni 2006, schorsing
Uitspraakdatum:15-06-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1496/SGB

Betreft: [klager] datum: 15 juni 2006

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam te Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 27 april 2006, tot plaatsing in de gevangenis Zuyderbos te
Heerhugowaard.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het bezwaarschrift d.d. 3 mei 2006, van de beslissing op het bezwaarschrift d.d. 23 mei 2006, het op 7 juni 2006 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de
schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris d.d. 13 juni 2006.

1. De standpunten van verzoeker en de selectiefunctionaris
Door en namens verzoeker is – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verzoeker eerder heeft geklaagd over de beslissing van de directeur van de p.i. Rijnmond om hem vanuit de locatie Noordsingel over te plaatsen naar de locatie De IJssel. De
beroepscommissie heeft die klacht uiteindelijk gegrond verklaard omdat dit een exclusieve bevoegdheid van de selectiefunctionaris betreft. Thans doet zich een vergelijkbare situatie voor. Verzoeker is geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis
Zuyderbos, terwijl hij zijn detentie graag wil doorbrengen in de gevangenis/ISD Rotterdam in Krimpen aan den IJssel. Aan verzoeker is (achteraf) bekend geworden dat de selectiefunctionaris verzoeker op zich voor de gevangenis/ISD Rotterdam in
aanmerking
had willen laten komen, maar dat de directeur van die gevangenis dit niet wilde in verband met bekendheid met het personeel. Verzoeker kan zich daar niet in vinden. Los van het feit dat verzoeker stelt niemand van het personeel persoonlijk te kennen,
heeft de directeur reeds langere tijd geleden besloten dat verzoeker niet kan worden geselecteerd voor die gevangenis. In januari 2006 heeft de directeur verzoeker al laten weten dat hij nimmer voor plaatsing aldaar in aanmerking zou komen. De
directeur
is dus toen wederom op de stoel van de selectiefunctionaris gaan zitten. Eén en ander is bij navraag aan de raadsman van verzoeker ook bevestigd. Tegen deze beslissing van de directeur is andermaal beklag ingesteld. De beklagcommissie heeft die klacht
nog in behandeling. Omdat verzoeker graag wil dat de onderste steen boven komt, verzoekt hij de voorzitter om de beslissing van de selectiefunctionaris vooralsnog te schorsen. Daarbij speelt voorts dat verzoeker naar eigen zeggen een
herzieningsprocedure en een procedure voor het Europese Hof voert. Door zijn overplaatsing naar de gevangenis Zuyderbos zou hij het gedurende enige tijd zonder de in zijn bezit zijnde procesdossiers moeten stellen. Hij mag bij een overplaatsing immers
zelf slechts een geringe hoeveelheid goederen meenemen, terwijl de rest zal worden nagezonden via de Dienst Vervoer & Ondersteuning en dus pas na enkele weken in de nieuwe inrichting afgeleverd zal worden.
Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt – zakelijk weergegeven – naar voren dat verzoeker is geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis Zuyderbos. Reden daarvoor is dat er in het kader van het project Terugdringen Recidive (TR) voor
verzoeker een plan is opgesteld. De bedoeling daarbij was dat verzoeker zou starten met het volgen van een Goldsteintraining in de gevangenis/ISD Rotterdam te Krimpen aan den IJssel, waarna een vervolgtraject zou worden ingezet. Op zich was dit een
goede route, die zonder problemen invulbaar was. Enige tijd later bleek dat plaatsing in Krimpen aan den IJssel niet tot de mogelijkheden behoort omdat aldaar een personeelslid werkzaam is, dat verzoeker goed kent. Verzoeker weet niet wie dit
personeelslid is, omdat hij dat personeelslid in het huis van bewaring/ISD Rotterdam in Krimpen aan den IJssel, waar hij thans nog verblijft, niet tegen komt en ook niet weet dat deze persoon in de locatie De IJssel werkzaam is. Omdat de
selectiefunctionaris met de directeur van de locatie De IJssel van mening is dat een plaatsing in de gevangenis aldaar niet wenselijk is, is een andere keuze gemaakt en is gezocht naar een gevangenis waar klager deel zou kunnen nemen aan eerdergenoemde
Goldsteintraining. Dit werd de gevangenis Zuyderbos. Verzoeker kan daar zijn TR-plan starten en daarna kan hij worden overgeplaatst naar een andere door hem gewenste inrichting. Naar aanleiding van het namens verzoeker ingestelde beroep en het
schorsingsverzoek is nogmaals bij de locatie De IJssel nagevraagd of verzoeker aldaar geplaatst zou kunnen worden. De directeur heeft zijn bezwaren tegen die eventuele plaatsing gehandhaafd. Gelet daarop is de selectiefunctionaris van mening dat zijn
beslissing met de meeste zorgvuldigheid is genomen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de
voorzitter is dat niet het geval. De selectiefunctionaris heeft immers bij het nemen van zijn beslissing rekening te houden met, naast de persoonlijke belangen verzoeker, (onder meer) het algemene belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de
detentie. Dat algemene belang moet, gelet op de bezwaren van de directeur van de gevangenis van verzoekers voorkeur tegen een plaatsing aldaar, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in dit geval zwaarder wegen dan de door en namens verzoeker
aangevoerde persoonlijke belangen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.W.P. Verheugt, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris op 15 juni 2006

secretaris voorzitter

Naar boven