Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0678/GA, 25 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/678/GA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. Westendorp, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 maart 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A. Westendorp, en [...], directeur van de gevangenis Nieuw Vosseveld,

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een door een personeelslid opgelegd bewaardersarrest voor de duur van anderhalf uur.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager zat met een dringende kwestie en heeft op 19 januari 2006 om een gesprek met de psycholoog verzocht. Dit gesprek kon niet plaatsvinden en volgens klager heeft hij toen tegen een personeelslid gezegd: “dat moet ik anders oplossen”. Daarmee
bedoelde klager dat wanneer hij op dat moment niet met de psycholoog kon spreken, hij dan wat anders moest verzinnen. Van enige dreiging of agressie van de kant van klager was geen sprake. Een en ander berust op een verkeerde voorstelling van zaken van
de directie en het personeel. Klager is ten onrechte opgesloten en hij is wel degelijk in zijn belangen geschaad.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het personeel wist niet wat klager bedoelde met uitspraken als ”ik zal het zelf wel regelen”. Deze uitspraak werd als bedreigend ervaren en dat is de reden dat klager bewaardersarrest is opgelegd. De directeur is daarvan direct op de hoogte gesteld en
heeft vervolgens het afdelingshoofd verzocht om zo spoedig mogelijk met klager te gaan praten.
Dat gesprek heeft die middag plaatsgevonden en klager heeft daarna deelgenomen aan de recreatie.

3. De beoordeling
Uit de schriftelijke melding van 19 januari 2006 blijkt dat op die datum door een p.i.w.-er is beslist klager bij wijze van bewaarderarrest uit te sluiten van de middagrecreatie. Voor de toepassing van dat arrest is vereist dat onverwijlde
tenuitvoerlegging van de afzondering op de grond van artikel 23, eerste lid, onder a of b, van de Pbw, geboden is. Daarvoor bood het gedrag van klager naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aanleiding. Het beroep zal daarom gegrond worden
verklaard.
Met de enkele gegrondverklaring van de klacht wordt klager voldoende tegemoet gekomen, zodat er geen termen aanwezig worden geacht voor de toekenning van een financiële tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 25 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven